Communicatie

Communicatie?
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Communicatie?

Slide 1 - Tekstslide

Waar denken jullie aan bij het woord communicatie?

Slide 2 - Open vraag

Oefening Papierkunst 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Video

Het lezen van een informatiebrochure
Intakegesprek met een patient 
Chat in een groepsapp
Eenzijdige communicatie 
Tweezijdige communicatie 
Meerzijdige communicatie 

Slide 6 - Sleepvraag

Oefening tekenen

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen verbale en non-verbale communicatie?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Link

Hints

Slide 10 - Tekstslide

Noem verschillende manieren van non-verbaal communiceren

Slide 11 - Open vraag

In de communicatie heb je in de basis 3 kernbegrippen: zender - boodschap - ontvanger.
Jeroen legt aan Marloes de nieuwe protocollen uit.
Wie/wat is hier de zender, ontvanger, boodschap?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Wat is communicatie?
A
Het gebruiken van taal
B
Het interpreteren van een boodschap
C
Het overbrengen van informatie van de een naar de ander
D
Het begrijpen van een boodschap

Slide 14 - Quizvraag

Welke vorm van communiceren kennen we?
A
Direct en indirect
B
Eenzijdig en meervoudig
C
Chatten en praten
D
Groepsgesprekken en persoonlijke gesprekken

Slide 15 - Quizvraag

Noem drie voorbeelden van non-verbale communicatie
A
Lachen, praten en knikken
B
Lachen, boos kijken en lesboek
C
Lachen, boos kijken en oogcontact

Slide 16 - Quizvraag

Verbale communicatie is het communiceren zonder woorden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Noem drie voorbeelden van verbale communicatie
A
Praten, fluisteren en schreeuwen
B
Praten, logboek en e-mail
C
Boos kijken, praten en logboek

Slide 18 - Quizvraag

Het overdragen van informatie gaat vaak via een medium. Kies uit de lijst de media die kunnen zorgen voor het overdragen van informatie.
A
Folder en krant
B
Televisie en gesprek
C
Whatsapp en e-mail
D
Gebarentaal

Slide 19 - Quizvraag

De arts hoort niet wat de verzorgende vraagt, omdat ze vlak bij een piepende monitor staat. Er is sprake van...
A
Een communicatieprobleem
B
Communicatieruis
C
Een communicatiestoornis

Slide 20 - Quizvraag

Territorium en Zones.
Wat is een territorium en welke zones ken jij ?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Oefening zones

Slide 23 - Tekstslide

Wat is observeren?

Slide 24 - Open vraag

Welke twee hoofdfactoren zijn van invloed op de observatie?

Slide 25 - Open vraag

Wat is interpreteren?

Slide 26 - Open vraag

Oefeningen 
Observeren 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Objectief en subjectief observeren
• Mevrouw Jansen ziet er erg onverzorgd uit.
• Agnes loopt continue op en neer, het lijkt erop alsof zij nerveus is.
• Mevrouw van Alphen is erg onzelfstandig. Ze kan nog niet eens haar broek optrekken!!
• Meneer Peters heeft een mooi pak aan.
• Meneer Peters draagt een blauwe broek en colbert en een gestreepte bloes.
• Meneer Vissers is een goed mens!
• Jan sloeg met zijn vuist op tafel.
• Mevrouw Emmen is agressief.
• Alle dementerenden eten slecht.


Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Soorten vragen
Wat voor soorten vragen ken je?

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Link

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Had je dat niet wat subtieler aan kunnen pakken? is een
A
Suggestieve vraag
B
tegenvraag
C
Verduidelijkingsvraag
D
Confronterende vraag

Slide 41 - Quizvraag

Waarom vraag je dat? is een
A
Tegenvraag
B
Verduidelijkingsvraag

Slide 42 - Quizvraag

In de communicatie wordt vaak gesproken over OMA thuislaten. Waar staat deze afkorting voor?
A
oorzaken, manieren en adviezen
B
opnames, moetjes en aanvullingen
C
oplossingen, maatregelen en aanwijzingen
D
oordelen, meningen en aannames of ongevraagde adviezen

Slide 43 - Quizvraag

Een regel in de communicatie is dat je ANNA meeneemt in een goed gesprek. Waar staat de afkorting ANNA voor?
A
Altijd Noemen, Nooit Aanwijzen
B
Altijd Navragen, Niet zomaar Aannemen
C
Altijd Nemen, Niet Afgeven
D
Altijd Nagaan, Niet Afgaan

Slide 44 - Quizvraag

Wat is feedback?

Slide 45 - Open vraag

Slide 46 - Link

Oefening 

Slide 47 - Tekstslide