Indexcijfers

Indexcijfer
Een getal dat aangeeft met hoeveel procent dit getal verschilt van het getal in het basisjaar.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Indexcijfer
Een getal dat aangeeft met hoeveel procent dit getal verschilt van het getal in het basisjaar.

Slide 1 - Tekstslide

Een indexcijfer geeft aan hoeveel procent een getal verschilt van een ander getal. 
  • Cijfers kun je vergelijken door te werken met indexcijfers
  • Cijfers worden vergeleken t.o.v. een basisjaar. 
  • Het indexcijfer van het basisjaar is ALTIJD 100.
Indexcijfer:
laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een afgesproken periode (=het basisjaar).

Slide 2 - Tekstslide

Formule indexcijfer
Het basisjaar heeft het indexcijfer 100.
Formule indexcijfer: 
(gegeven van dat jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.


Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel procent waren de huizen in het jaar 2000 goedkoper dan het basisjaar 2010?
Stap 1: Bepaal het basisjaar.
Het basisjaar is 2010. Het indexcijfer is dan automatisch 100.
Stap 2: Zoek de waarde van het nieuwe indexcijfer op. Dat is 71,1.
Stap 3: Bereken het verschil tussen het nieuwe indexcijfer en het basisjaar.
Het verschil is 71,1 – 100 = –28,9.

Slide 4 - Tekstslide

Consumentenprijsindex
- Consumentenprijsindex (CPI) Meet je de gemiddelde prijsontwikkeling in Nederland aan de hand van een indexcijfer.

- Je gaat de uitgaven van een gemiddeld gezin in een jaar vergelijken met het basisjaar.

Voedingsmiddelen, huurkosten, energiekosten. 

Slide 5 - Tekstslide

consumentenprijsindex

Slide 6 - Tekstslide

Ik verdien van een bijbaantje in 2019 €12.000 in 2020 verdien ik €7.000. Wat is de procentuele verandering?
A
41,73%
B
- 41,67%
C
71,43%
D
- 71,43%

Slide 7 - Quizvraag

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Indexcijfer berekenen?
(gegeven van nieuw jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

  • Indexcijfer 2016 = 2,78 : 2,75 x 100 = 101

Slide 8 - Tekstslide

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Indexcijfer berekenen?
(gegeven van nieuw jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

  • Indexcijfer 2015 = 2,51 : 2,75 x 100 = 91

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een indexcijfer?
A
Een gewogen gemiddelde met een wegingsfactor
B
Een getal die een exponentiële groei laat zien
C
Een getal dat een procentuele verandering laat zien
D
Cijfer zonder decimalen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de beste beschrijving van inflatie?
A
Geldontwaarding
B
Stijging van het gemiddelde prijspeil
C
Daling van je koopkracht
D
Stijging van de prijzen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten die je kunt kopen.
C
Hoeveel spaargeld je hebt
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Slide 12 - Quizvraag

Inflatie kan verschillende oorzaken hebben. Wat is een mogelijke oorzaak van inflatie?
A
De lonen worden dit jaar niet verhoogd.
B
De btw-tarieven stijgen.
C
Het aanbod van producten stijgt.
D
De vraag naar goederen en diensten neemt af.

Slide 13 - Quizvraag


Inflatie
Je geld wordt minder waard
Wat is het gevolg van inflatie?

Prijzen 
stijgen

Je kan minder kopen voor hetzelfde geld

Je koopkracht daalt

Slide 14 - Sleepvraag

Inflatie kan verschillende oorzaken hebben. Wat is een mogelijke oorzaak van inflatie?
A
De lonen worden dit jaar niet verhoogd.
B
De btw-tarieven stijgen.
C
Het aanbod van producten stijgt.
D
De vraag naar goederen en diensten neemt af.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het indexcijfer van het basisjaar?
A
Dat weet je niet van te voren.
B
10
C
100
D
1000

Slide 16 - Quizvraag

Als het indexcijfer 106 is, dan spreken we van een:
A
daling van 6%
B
stijging van 6%
C
daling van 106%
D
stijging van 106%

Slide 17 - Quizvraag

Is in 2017 de koopkracht gestegen of gedaald?
A
Gestegen
B
Gedaald

Slide 18 - Quizvraag

De prijs van een boek was in 2016 € 15,00 (basisjaar) en in 2017 € 15,30. Bereken het indexcijfer van 2017.

A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 19 - Quizvraag


Wat is het indexcijfer van 2016?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 20 - Quizvraag


Wat is het indexcijfer van 2013?
A
94
B
95
C
96
D
97

Slide 21 - Quizvraag





5.
Bereken de procentuele verandering van de CPI in 2016 ten opzicht van 2015
Jaar
2012
2013
2014
2015
2016
2017
CPI
93,6
100,0
103,2
106,0
108,4
112,5
A
2,4%
B
8,4%
C
6,0%
D
2,3%

Slide 22 - Quizvraag


Bereken het indexcijfer voor 2011.
Jaar
2010
2011
2012
Prijs
€460
€529
€552
Index
cijfer
100
115
.....
A
120
B
125
C
130
D
135

Slide 23 - Quizvraag

Bereken het indexcijfer
van jaar 2012.
Het basisjaar is 2013.
A
97
B
103
C
97%
D
-3%

Slide 24 - Quizvraag

Bereken de indexcijfer
van jaar 2016.
Het basisjaar is 2015.
A
103
B
97
C
103,3
D
103%

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het indexcijfer van de exportwaarde in 2015? (2011 = 100)
A
95,8
B
101,4
C
104,4
D
98,5

Slide 26 - Quizvraag

Heleen heeft in 2017 een loon van € 1.140. In 2018 stijgt haar loon naar € 1.150.
In 2018 stijgt het CPI (PIC) van 109,8 (2017) naar 111,0.

Met hoeveel procent is het loon van Heleen gestegen/gedaald in 2018 ten opzichte van 2017 ?

A
0,88%
B
1,20%
C
-0,32%
D
-0,87%

Slide 27 - Quizvraag

RIC = NIC/PIC x 100
De nominale waarde van een vermogen stijgt met 3%. De inflatie is 2%. Bereken het reëel indexcijfer.
A
RIC = 103/102 x 100 = 100,98
B
RIC = 103/98 x 100 = 105,1
C
RIC = 102/103 x 100 = 99,03

Slide 28 - Quizvraag

RIC = NIC/PIC x 100
Het rendement van een nominaal vermogen in een jaar is 2,6%. De inflatie is 3,2%.
Bereken de verandering van de reële waarde.
A
RIC = 103,2 - 102,6 = 100,6, dus een stijging met 0,6%.
B
RIC = 103,2/102,6 x 100 = 100,58, dus een stijging met 0,58%
C
RIC = 102,6/103,2 x 100 = 99,42, dus een daling met 0,58%
D
RIC = 102,6 x 0,968 = 99,32, dus een daling met 0,68%.

Slide 29 - Quizvraag