20220214 GEMA320MH leerjaar 1 schrijven

Nederlands
GEMA320MK
14 februari 2022
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
GEMA320MK
14 februari 2022

Slide 1 - Tekstslide

Planning GEMA320MH
1. CENTRAAL EXAMEN LEZEN & LUISTEREN – LOCATIE SPORTLAAN – 90 MINUTEN: individueel

2. EXAMEN SCHRIJVEN – LOCATIE HHW – 60 MINUTEN (3 opdrachten): 28 februari 2022 (08.15-09.45) EIGEN LAPTOP

3. EXAMEN SPREKEN – HHW – PRESENTATIE 4-6 MINUTEN: nog niet bekend

4. EXAMEN GESPREKKEN – HHW – GESPREK 6-8 MINUTEN: nog niet bekend

                       Onderdeel LEZEN & LUISTEREN:                              50% eindcijfer Nederlands
                       Onderdeel Schrijven, spreken en gesprekken: 50% eindcijfer Nederlands




Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik op de les van 31-01


Starttaal Compact Werkboek 2F:                              Starttaal Compact Handboek:
-Niet van toepassing-                                                     pagina 92-109.



Slide 4 - Tekstslide

Zakelijke brief

Slide 5 - Tekstslide

Zelfwerktijd: Schrijven - zakelijke brief
  • Opmaak: inleiding, middendeel en slot. 
  • Zorg er voor dat jij al jouw teksten nog eens nakijkt. Dat haal je er uit door de tekst nog eens door te nemen.
  • Hoofdlettergebruik: Geachte heer/mevrouw (zonder hoofdletter). Corona is zonder hoofdletter. Mevrouw De Boer.
  • Het gebruik van enter. Maak alinea’s. Losstaande zinnen horen niet in brieven.
  • Let op woorden die je soms vergeet. Controleer wat je opgeschreven hebt.
  • Interpunctie: komma’s, punten en vraagtekens. Uitroeptekens horen niet in zakelijke brieven.
  • Aaneenschrijven.








Slide 6 - Tekstslide

Zelfwerktijd: Schrijven - zakelijke brief

TIPS:             1. Starttaal Compact Handboek: Pagina 103: de drie vragen.
                       2. Starttaal Compact Handboek: Opmaak: pagina 107.
                       3. Ben je klaar: lees de brief door en let op spelling, stijl en                                               grammaticafouten. 




Slide 7 - Tekstslide

Artikel

Slide 8 - Tekstslide

Zelfwerktijd: Schrijven - artikel

TIPS:             1. Pagina 108: het stappenplan.
                       2. Voorbeeld: pagina 109.
                       3. Ben je klaar: lees de brief door en let op spelling, stijl en                                               grammaticafouten. 




Slide 9 - Tekstslide

Artikel: stappenplan (pagina 108)
  1. Onderwerp, schrijfdoel en doelgroep.
  2. Deelvragen.
  3. Zoek en selecteer informatie.
  4. Inhoud: inleiding, middendeel en slot. Maak een schrijfschema.

  • Je moet signaalzinnen en signaalwoorden gebruiken om verbanden tussen zinnen en alinea's duidelijk te maken.
  • Tussenkopjes zijn ook altijd van belang.

Slide 10 - Tekstslide

Tekstdoelen 

Tekstdoelen (ook wel schrijfdoelen):
  1.  Informeren: feiten op een rij zetten. Gebeurtenissen benoemen. Voorbeeld: nieuwsberichten en schoolboeken. 
  2. Mening geven: de schrijver deelt zijn mening, zonder de lezer te overtuigen. Nadruk op mening. Voorbeeld: ingezonden brief of artikel opiniepagina. 
  3. Overtuigen: de schrijver heeft tot doel de lezer te overtuigen. Nadruk op overtuigen. Voorbeeld: Betoog of een klachtenbrief
  4. Activeren/overhalen: de schrijver wil de lezer overtuigen en aanzetten tot actie. Voorbeeld: Reclames of politieke pamfletten.
  5. Amuseren: tekst om de lezer te vermaken. Voorbeeld: Columns of stripverhalen.
  6. Gevoelens uitdrukken/oproepen: de schrijver drukt eigen emotie uit of wil emotie oproepen bij lezer. Voorbeeld: gedichten of songteksten. 
  7. Instrueren: de schrijver wil de lezer een instructie meegeven. Voorbeelden: recepten of gebruiksaanwijzingen.

Slide 11 - Tekstslide

Tekstverbanden, signaalwoorden en kernzin
Tekstverband:  Een tekst heeft structuur nodig om begrijpelijk en leesbaar te zijn. De volgorde van en de verbanden tussen de alinea's zijn daarbij heel belangrijk.

Signaalwoorden: De signaalwoorden geven de lezer een teken, een signaal: tussen deze alinea's, zinnen of delen van zinnen bestaat een bepaald verband. Het signaalwoord helpt je om dat verband te herkennen.

Kernzin: Dit is de zin in een alinea die het belangrijkste is. De andere zinnen staan in dienst van deze zin. Om een goede samenvatting te kunnen maken, moet je weten wat de kernzin van een alinea is. Meestal is de kernzin de eerste of de laatste zin van de alinea.

Slide 12 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden 
1. Tekstverband: Opsomming: er worden gelijksoortige dingen na elkaar benoemd.
Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, ten slotte, om te beginnen, bovendien, dan, daarna, daarnaast, eerst...dan, verder, niet alleen...maar ook, noch...noch, ook, tevens, toen, vervolgens, zowel...als.

2. Tekstverband: Toelichting, uitleg: er wordt een toelichting of uitleg gegeven. 
Signaalwoorden: dat betekend, dat houd in, dat wil zeggen, met andere woorden, op deze wijze/manier. 

3. Tekstverband: Tegenstelling: er worden twee of meerdere tegenovergestelde zaken of meningen genoemd.
Signaalwoorden: (al)hoewel, anders dan, daarentegen, daar staat tegenover dat, (desal) niettemin, doch, echter, enerzijds...anderzijds, in plaats van, in tegenstelling tot, integendeel, maar, of, ofschoon, toch, terwijl, weliswaar.

4. Tekstverband: Reden, verklaring: de schrijver legt een oorzaak van een verschijnsel of gebeurtenis uit.
Signaalwoorden: aangezien, daarom, immers, namelijk, omdat, want. 

Slide 13 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden 
5. Tekstverband: oorzaak - gevolg: er is iets gebeurd (oorzaak) wat er voor heeft gezorgd dat er iets anders gebeurde (gevolg). 
Signaalwoorden: aangezet door, daardoor, door, doordat, dus, gestimuleerd/geïnspireerd door, hierdoor, met als gevolg, naar aanleiding van, op het idee gebracht door, vanwege, wegens, zodoende.

6. Tekstverband: doel - middel: er worden in alinea's een doel en een middel om dat doel te bereiken benoemd.
Signaalwoorden: daartoe, door middel van, met als doel om, met behulp van, met het oog op, om, via, waarmee. 

7. Tekstverband: voorbeeld, bewijs: de schrijver geeft extra kracht aan wat hij vlak daarvoor gesteld heeft.
Signaalwoorden: als/ter illustratie, bijvoorbeeld, dat is het geval bij, denk maar aan, een voorbeeld daarvan is, kijk maar naar, zo, zoals. 

8. Tekstverband: voorwaarde: er wordt genoemd wat de voorwaarde is voor wat ervoor of erna wordt voorgesteld.
Signaalwoorden: aangenomen dat...dan, als, indien, in het geval dat, mits, op voorwaarde dat, stel dat...dan, tenzij, wanneer.

Slide 14 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden 
9. Tekstverband: Vergelijking: er worden twee of meer zaken met elkaar vergeleken. 
Signaalwoorden: als, dan, doet denken aan, evenals, net als, vergeleken met, zoals, zo...als.

10. Tekstverband: Samenvatting, conclusie: de schrijver herhaalt in het kort de hoofdpunten uit een tekst. 
Signaalwoorden: alles bij elkaar genomen, al met al, concluderend, dan ook, de slotsom is, dus, kortom, om kort te gaan, samenvattend.  

Slide 15 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Voorbereiding op het examen schrijven: werkwoordspelling.
  • Voorbereiding op het examen schrijven: verslag.

Slide 16 - Tekstslide

Werkwoordspelling

Slide 17 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd 
enkelvoud 
ik 
....jij/je
gebiedende wijs 
stam  
hij/zij/het
jij/je
namen
stam+t  
meervoud 
wij/we
zij 
jullie 
...
hele werkwoord  
Het hele werkwoord -en noemen we de stam. 
Meervoud van dingen telt ook als meervoud 
De honden lopen over straat. 
Alle planten hebben water gekregen. 
Alle stopcontacten zijn beveiligd. 
Een moeilijk woord voor hele werkwoord is infinitief 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd  
sterke werkwoorden
veranderen van klank
zwakke werkwoorden
enkelvoud
meervoud  
Er zijn geen regels voor het vervoegen van sterke werkwoorden. 
Je moet ze onthouden. 
lopen - liepen 
slapen - sliepen 
geven - gaven 

+te
+de
+ten
+den
In de verleden tijd gebruik je het 't ex-kofschip 
om zeker te weten of je +te of +de moet schrijven. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Verleden tijd
In de verleden tijd verandert alleen de persoonsvorm:

ik bracht je naar huis
ik smurfte je naar huis
ik werd naar huis gebracht

Slide 22 - Tekstslide

Werkwoordspelling - Voltooide tijd
Gebruik het hele werkwoord.

Haal daar 'en' vanaf. Dit is de stam.

Staat de stam in het taxikofschip? 
Dan volgt er T. 

             Staat de stam niet in het taxikofschip?
                      Dan volgt er een D. 

Slide 23 - Tekstslide

Zelfwerktijd: Schrijven - werkwoordspelling

Starttaal Compact Werkboek 2F:                              Starttaal Compact Handboek:
Opdracht 6 op pagina 178-179.                                   pagina 60 - 67




timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

Zelfwerktijd: Schrijven - verslag

Slide 25 - Tekstslide

Planning GEMA320MH
1. CENTRAAL EXAMEN LEZEN & LUISTEREN – LOCATIE SPORTLAAN – 90 MINUTEN: individueel

2. EXAMEN SCHRIJVEN – LOCATIE HHW – 60 MINUTEN (3 opdrachten): 28 februari 2022 (08.15-09.45) EIGEN LAPTOP

3. EXAMEN SPREKEN – HHW – PRESENTATIE 4-6 MINUTEN: nog niet bekend

4. EXAMEN GESPREKKEN – HHW – GESPREK 6-8 MINUTEN: nog niet bekend

                       Onderdeel LEZEN & LUISTEREN:                              50% eindcijfer Nederlands
                       Onderdeel Schrijven, spreken en gesprekken: 50% eindcijfer Nederlands




Slide 26 - Tekstslide

Terugblik
  • Voorbereiding op het examen schrijven: werkwoordspelling.
  • Voorbereiding op het examen schrijven: verslag.

              

Slide 27 - Tekstslide