Argumentatiestructuren

Vandaag
  • Opfrissen standpunt - argument - tegenargument
  • Feitelijke en waarderende argumentatie
  • Argumentatiestructuren (blokjesschema's)
  • Oefeningen hiermee
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Opfrissen standpunt - argument - tegenargument
  • Feitelijke en waarderende argumentatie
  • Argumentatiestructuren (blokjesschema's)
  • Oefeningen hiermee

Slide 1 - Tekstslide

Standpunt of argument?
Omdat oude auto's heel vervuilend zijn, mogen ze niet meer in het centrum komen.

Omdat oude auto's heel vervuilend zijn is een ...
A
standpunt
B
argument

Slide 2 - Quizvraag

Leerlingen moeten meebeslissen over nieuwe tafels en stoelen op school. [Leerlingen moeten kunnen testen of tafels en stoelen comfortabel zijn]

Tussen haakjes is een:
A
Standpunt
B
Argument

Slide 3 - Quizvraag

Feitelijk versus waarderend
  • Als iemand zijn standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak noemen we die uitspraak een feitelijk argument
  • Over een waarderend argument kun je van mening verschillen, over een feitelijk argument niet. Een waarderend argument moet daarom vaak ondersteund worden.

Slide 4 - Tekstslide

Feitelijke argumenten
Een feitelijk argument:
  • is waar / niet waar en is controleerbaar;
  • hoef je niet te onderbouwen.
Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.
rom is Luxor prettiger?

 
Feitelijk of waarderend?
Kun je controleren of het argument klopt? 

Slide 5 - Tekstslide

Feitelijke argumenten
Een feitelijk argument:
  • is waar / niet waar en is controleerbaar;
  • hoef je niet te onderbouwen.
Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.
rom is Luxor prettiger?

 
Feitelijk of waarderend?
Kun je controleren of het argument klopt? 

Slide 6 - Tekstslide

Waarderende argumenten
Een waarderend argument:
  • geeft een smaak of voorkeur weer;
  • hierover kun je van mening verschillen.
  •  daarom moet je uitleggen waaróm je dat vindt. 
Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Pathé, want die bioscoop vind ik veel prettiger.   =>Waarom is Pathé prettiger?

 
Verschil
Kun je controleren of het argument klopt? 

Slide 7 - Tekstslide

Feitelijk of waarderend:
Mobieltjes in de klas zijn gelukkig verboden. Ze zijn namelijk irritant.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 8 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend?

De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij.
timer
0:30
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 9 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend?
Ik ga liever niet mee naar Parijs, want er is veel criminaliteit.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 10 - Quizvraag

Argumentatiestructuren
  • Enkelvoudig
  • Onderschikkend
  • Nevenschikkend (afhankelijk en onafhankelijk)
  • Onderschikkend en nevenschikkend

Slide 11 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie
Een argumentatie die bestaat uit één standpunt en één argument (standpunt > argument).

Zij moet de opvolgster worden van onze coach standpunt, 
                                ↑      
want zij heeft al veel ervaring.

Slide 12 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie
Hierin wordt een standpunt ondersteund door één of meer subargumenten (standpunt > argument > argument).
Zij is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster (stpt)
                                    ↑
want zij heeft ruime ervaring in die branche.   (a1)
                                    ↑
Ze heeft namelijk al  bij een Libris boekhandel gewerkt. (a2)   


Slide 13 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie
Bij onafhankelijk nevenschikkende argumentatie gebruik je twee of meer argumenten. De argumenten zijn gelijkwaardig, staan naast elkaar en kunnen onderling van plaats wisselen.

neven= naast, dus naast elkaar geschikt - gezet




Slide 14 - Tekstslide

Onafhankelijk nevenschikkend: de argumenten kunnen wisselen van plaats

Slide 15 - Tekstslide

Afhankelijke nevenschikkende argumentatie

Bij een afhankelijke nevenschikkende argumentatie vormen twee of meer deelargumenten samen een argument.
De argumenten onderbouwen samen het standpunt.
Alléén in combinatie hebben ze kracht (ze zijn van elkaar afhankelijk).




Slide 16 - Tekstslide

Afhankelijke nevenschikkende argumentatie + subargument

Slide 17 - Tekstslide

Onder- en nevenschikkend
Je hoorde muziek door elkaar.

Slide 18 - Tekstslide

Blokjesschema
Politici zijn niet te vertrouwen: ze hebben immers allemaal hun eigen belangen voorop staan. Ik ga
dan ook niet meer stemmen bij de volgende verkiezingen. Bovendien ben ik dan op wereldreis.

Slide 19 - Tekstslide

Standpunt
Argument 1
Argument 2
Subargument
Ik ben op wereldreis.
Ze hebben allemaal hun eigen belangen voorop staan.
Politici zijn niet te vertrouwen.
Ik ga
  niet meer stemmen.

Slide 20 - Sleepvraag

Maak de argumentatiestructuur
Bepaal standpunt en argumenten en zet ze op de juiste plek. Benoem ook welke structuur je gebruikt.
Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
De kans dat je je huiswerk maakt is groter.
Je werkt op school onder toezicht.
Op school kun je je beter concentreren.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.

Slide 21 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
Op school kun je je beter concentreren.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.
De kans dat je je huiswerk maakt, is groter.
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Je werkt op school onder toezicht. 
Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.

Slide 22 - Tekstslide

Argumentatieschema
Nummers
Oorzaak-gevolg
4, 12, 16, 22, 28
Kenmerk/eigenschap
3, 8, 14, 15, 30
Voor- en nadelen
1, 17, 19, 23, 29
Voorbeelden
5, 7, 10, 27, 24
Vergelijking
2, 18, 20, 21, 25
Autoriteit (deskundige)
6, 9, 11, 13, 26

Slide 23 - Tekstslide