Opstart

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Thema 11: regels en straf

Wat ga je leren in dit thema?

1. Je praat, leest en schrijft over straf; je schrijft een bericht. 
2. Je discussieert (praten met elkaar) over soorten straf. 
3. Je vult een schema in over soorten straf en bespreekt dit. 
4. Je praat en schrijft over regels op school.
5. Je bedenkt reacties, schrijft ze op, praat erover en voert gesprekken. 

Filmpje

Regels

Straf

Heb jij thuis regels?

1. Ja
2. Nee

Krijg je thuis wel een straf?

1. Ja
2. Nee

Regels

Wetten

Even kijken naar nieuwe woordjes.

stout

 

Wie doet wat niet mag

Niet lief

Het kind was erg stout en daarom kreeg het straf.

de straf

 

vervelende taak omdat je iets doet wat niet mag.

Ik heb mijn kamer niet opgeruimd, daarom mag ik 3 dagen mijn telefoon niet gebruiken. 

communiceren

Boodschappen uitwisselen of overbrengen

Met elkaar spreken, schrijven, appen, mailen.

Over dat onderwerp hebben wij niet gecommuniceerd.

de leeftijd

de tijd die je geleefd hebt

hoe oud je bent

Mijn leeftijd is 60 jaar.

Wat is jouw leeftijd? (Hoe oud ben jij?)

het strafwerk

(vervelende) taak die je moet doen, omdat je iets deed wat niet mocht 

Ik was drie keer te laat. Daarom moet ik na school strafwerk maken.

stelen

 

(stiekem) iets pakken wat niet van jou is / jatten

De jongen heeft in de supermarkt twee blikjes cola gestolen (gejat).

Stelen mag niet!

de boete

geld dat je voor straf moet betalen

De bestuurder kreeg een boete van €100,00 voor te hard rijden.

de kilo

eenheid voor gewicht

Mag ik een kilo appels?

Die man weegt 80 kilo.

de kilo

communiceren

de boete

het strafwerk

de leeftijd

Maak een zin met
"(de) boete"

de bekeuring

bon / boete voor een overtreding van de verkeersregels

De agent gaf mij een bekeuring, omdat ik geen licht op mijn fiets had.

het stoplicht

Een paal met een rode, oranje en groene lamp

Als het stoplicht rood is, moet je stoppen

de gram

 

het gewicht van 1/1000 kilo

Ik koop 100 gram vlees.

De baby woog 3500 gram.

de gegevens

 

wat bekend is of wat je weet

Je moet je gegevens op het formulier invullen.

de stoep

 

verhoogde strook langs de weg voor voetgangers

Er ligt hondenpoep op de stoep.

de gram

het stoplicht

de bekeuring

de gegevens

de stoep

Maak een zin met
"(de) stoep".

Starten met de 

opdrachten!

Heb jij weleens een boete gekregen?

1. Ja
2. Nee