3h_Les 12 en 13 – H1 Grammatica zinsdelen en woordsoorten (combinatie)

Les 12 - Grammatica zinsdelen en woordsoorten H1
3havo
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 12 - Grammatica zinsdelen en woordsoorten H1
3havo

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les...

  • Voorlezen - Vlucht 703
  • Startopdracht - betrekkelijk voornaamwoord
  • Uitleg - Betrekkelijk voornaamwoord en bijvoeglijke bijzin
  • Samen oefenen - met Lessonup
  • Zelfstandig aan de slag - Online
  • Huiswerk?
  1. Ik kan een betrekkelijk voornaamwoord herkennen.
  2. Ik kan een bijvoeglijke bijzin herkennen.
  3. Ik kan de relatie leggen tussen een betr.vnw. en een bijv. bz.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

    Voorlezen - Vlucht 703

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul op de puntjes een passend woord in:

De eerste prijs was voor ... die schitterde in de film Bad Boys.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul op de puntjes een passend woord in:

Heb jij ... dat ik jou aanraadde al gelezen?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de overeenkomst tussen de twee onderstreepte woorden in de zinnen:


Kaya vertelt graag verhalen die eigenlijk niemand gelooft.
Fiene heeft gisteren de nieuwe beauty-app die zo populair is gedownload.

Slide 6 - Open vraag

De woorden die verwijzen terug naar het woord dat eerder is genoemd.
Uitleg - Betrekkelijk voornaamwoord 
Uitleg - Betrekkelijk voornaamwoord 
(blz. 30)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg - betrekkelijk voornaamwoord (blz. 30)
Het meisje, dat gisteren de Lotto heeft gewonnen, heeft een groot deel van haar geld aan een goed doel gegeven.

Betrekkelijk vnw: dat
Antecedent: het meisje


De vaakst voorkomende betrekkelijke voornaamwoorden zijn die, dat, wie en wat

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een betrekkelijk voornaamwoord?
A
Anne, Lieke
B
Wanneer, Hoe?
C
die, dat

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een zin met een betrekkelijk voornaamwoord?
A
Die jongen daar is mijn neefje.
B
De jongen, die daar loopt, is mijn neefje
C
Hoe heet die jongen?
D
Dat jongetje is mijn neefje.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Betrekkelijk voornaamwoord
Kies het juiste betrekkelijk voornaamwoord.

Hij zei iets ... ik niet begreep.
A
die
B
wie
C
dat
D
wat

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg - Betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent (blz. 30)
Soms zit het antecedent als het ware ‘opgesloten’ in het wie en wat.
Wie dat doet, is een stommeling.
Wat hij zei, klinkt redelijk.

Dit is een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent.

Je kunt het vervangen door degene die of dat wat.
Degene die dat doet, is een stommeling.
Dat wat hij zei, klinkt redelijk.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg - Betrekkelijk voornaamwoord (blz. 30) 
SAMENGEVAT
  • Afkorting > betr. vnw.
  • Verwijst naar een antecedent (woord of groepje woorden dat al eerder is genoemd)
  • De bekendste zijn > Die, dat, wie, wat
  • Som heb je een betr. vnw. met ingesloten antecedent
  • Wie vervangen > Degene die
  • Wat vervangen > Dat wat

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het dikgedrukte woord?


Volgens mij is wat je nu gedaan hebt, echt ontoelaatbaar.
A
betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
B
onderschikkend voegwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het dikgedrukte woord?


De fiets die ik gisteren heb besteld, mag ik volgende week ophalen.
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Betrekkelijk voornaamwoord
C
Betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
D
Onbepaald voornaamwoord

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het dikgedrukte woord?


Weet jij wie zich weer heeft misdragen met carnaval in Breda?
A
betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
B
vragend voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar moet je mee oppassen?
Een betrekkelijk voornaamwoord is niet altijd een betrekkelijk voornaamwoord.

Soms...
...aanwijzend voornaamwoord:
  • Heb jij dat nieuwe boek gekocht?
  • Doe eens die nieuwe jas aan!

...is wie of wat een vragend voornaamwoord:
  • Weet jij wie ik moet bellen als ik een klacht heb?
  • Wat moet ik doen nu het uit is met mijn vriendin?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag - zelfstandig aan de slag
Wat?
Ga online naar Hoofdstuk 1, Grammatica woordsoorten, betrekkelijk voornaamwoord.
Maak online de opdrachten van jouw leerroute.
In ieder geval opdracht 1 en 2
Hoe?
Op je laptop
Hulp?
Je boek op blz. 30 
Tijd?
Resterende lestijd
Klaar?
De rest van de opdrachten
Lezen in je leesboek 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor de volgende les?
Volgende les: 
Hoofdstuk 1, Grammatica woordsoorten, betrekkelijk voornaamwoord:
Maak online de opdrachten van jouw leerroute.
In ieder geval opdracht 1 en 2

Vrijdag 18 oktober:
Werken in de les aan off-piste

Woensdag 23 oktober:
Inleveren off-piste tijdens de les (geprint) 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 13 - Grammatica zinsdelen en woordsoorten H1
3havo

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les...

  • Voorlezen - Vlucht 703
  • Uitleg - Betrekkelijk voornaamwoord en bijvoeglijke bijzin
  • Samen oefenen - met Lessonup
  • Zelfstandig aan de slag - Online
  • Huiswerk?
  1. Ik kan een betrekkelijk voornaamwoord herkennen.
  2. Ik kan een bijvoeglijke bijzin herkennen.
  3. Ik kan de relatie leggen tussen een betr.vnw. en een bijv. bz.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

    Voorlezen - Vlucht 703

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg - Betrekkelijk voornaamwoord 
Uitleg - Bijvoeglijke bijzin 
(blz. 28)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijvoeglijke bijzin?
  • Een bijvoeglijke bepaling is een mini-zin binnen een zin.
  • is een zinsdeelstuk ipv zinsdeel, omdat er een persoonsvorm in zit.
  • Vormt samen met het antecedent het zinsdeelstuk.


Uitleg - Bijvoeglijke bijzin (blz. 28)
Wat hebben een betrekkelijk voornaamwoord en een bijvoeglijke bijzin met elkaar te maken?
  • Een bijvoeglijke bijzin begint meestal met een betrekkelijk voornaamwoord.
  • Daarom hangt een bijvoeglijke bijzin vaak samen met een betrekkelijk voornaamwoord en een antecedent.
Voorbeeld:
De nieuwe snelweg, die vorige week is aangelegd, is door het drukke verkeer in elkaar gestort.
  zn (= antecedent)           betr. vnw + bijv. bz.                 


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg - Bijvoeglijke bijzin (blz. 28)

Een meisje dat heel aardig is, | geeft |hem | een lift.

Een meisje dat heel aardig is = onderwerp
Dat heel aardig is = een bijvoeglijke bijzin bij een meisje

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent:

Coen draagt altijd ouderwetse spijkerbroeken, die hem overigens prima staan.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent:

Toen Benoit wilde printen, was het papier, dat hij had bijgevuld, alweer op.


Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de bijvoeglijke bijzin op:

Meisjes die nagelbijten, schijnen lang niet altijd zenuwachtig te zijn.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de bijvoeglijke bijzinnen op:

Met groot geduld wist de tandarts de patiënten die angstig waren, gerust te stellen.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik snap het betrekkelijk voornaamwoord
A
Ja
B
Nee, ik wil graag extra uitleg

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik snap de bijvoeglijke bijzin
A
Ja
B
Nee, ik wil graag extra uitleg

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag - zelfstandig aan de slag
Wat?
Ga online naar Hoofdstuk 1, Grammatica woordsoorten, bijvoeglijke bijzin.
Maak online de opdrachten van jouw leerroute.
In ieder geval opdracht 1 en 2
Hoe?
Op je laptop
Hulp?
Je boek op blz. 28 
Tijd?
Resterende lestijd
Klaar?
Maak de andere opdrachten af van de bijvoeglijke bijzin.
Maak de opdrachten af van het betrekkelijk voornaamwoord.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor de volgende les?
Volgende les: 
Hoofdstuk 1, Grammatica woordsoorten, bijvoeglijke bijzin:
Maak online de opdrachten van jouw leerroute.
In ieder geval opdracht 1 en 2

Vrijdag 18 oktober:
Werken in de les aan off-piste

Woensdag 23 oktober:
Inleveren off-piste tijdens de les (geprint) 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies