1TH Kern Les 27: Persoonsvorm verleden tijd

Welkom klas 1!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas 1!

Slide 1 - Tekstslide

Planning:
- Nakijken
- Uitleg spelling
- Oefenen
Doelen
Werkwoordspelling
- Ik ken het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
- Ik kan werkwoorden in de verleden tijd goed schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

De lessen
Les 11, blz. 26-27: Meervoudsvormen
Les 12, blz. 28-29: Bijzondere meervoudsvormen
Les 13, blz. 30-31: Hoofdletters
Les 26, blz. 56-57: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Les 27, blz. 58-59: Persoonsvorm verleden tijd
Les 39, blz.
Les 40, blz.
Les 54, blz.
Les 55, blz.
Les 82, blz.
Les 83, blz.

Slide 3 - Tekstslide

De basis
  • Wat is een werkwoord?
  • Vinden van de persoonsvorm.
  • Verschil tussen de stam en de ik-vorm.




Ik-vorm = het werkwoord achter ik

Stam = hele werkwoord -en

Hele WW
Ik-vorm
Stam (vt/vd)
lopen
loop
lop
verhuizen
verhuis
verhuiz
beloven
beloof
belov
wandelen
wandel
wandel

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Les 27: persoonsvorm verleden tijd
De klank van sterke werkwoorden verandert in de verleden tijd:
denken > dachten; lopen > liepen; zingen > zongen

De klank van zwakke werkwoorden verandert in de verleden tijd niet:
tekenen > tekenden; maken > maakten; lachen > lachten

Slide 6 - Tekstslide

Is het werkwoord sterk of zwak?

worden
A
sterk
B
zwak

Slide 7 - Quizvraag

Is het werkwoord sterk of zwak?

krijgen
A
sterk
B
zwak

Slide 8 - Quizvraag

Is het werkwoord sterk of zwak?

wandelen
A
sterk
B
zwak

Slide 9 - Quizvraag

Is het werkwoord sterk of zwak?

fluiten
A
sterk
B
zwak

Slide 10 - Quizvraag

Is het werkwoord sterk of zwak?

zorgen
A
sterk
B
zwak

Slide 11 - Quizvraag

Les 27: persoonsvorm verleden tijd
De persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd schrijf je zo eenvoudig en kort mogelijk.

Worden: ik/jij/hij/zij/het/u werd, wij/zij/jullie werden
Kijken: ik/jij/hij/zij/het/u keek, wij/zij/jullie keken
Vinden: ik/jij/hij/zij/het/u vond, wij/zij/jullie vonden

Slide 12 - Tekstslide

Les 27: persoonsvorm verleden tijd
Bij de persoonsvorm van zwakke werkwoorden schrijf je de 
ik-vorm +de(n) of +te(n)

knuffelen: ik/jij/hij/zij/het/u knuffelde; wij/zij/jullie knuffelden
tekenen: ik/jij/hij/zij/het/u tekende; wij/zij/jullie tekenden
praten: ik/jij/hij/zij/het/u praatte; wij/zij/jullie praatten

Slide 13 - Tekstslide

Les 27: persoonsvorm verleden tijd
Twijfel je of je +de(n) of +te(n) moet gebruiken?

Kijk naar de laatste letter van de stam (hele werkwoord -en) en kijk of die in 'T KoFSCHiPX staat.

Staat hij er wél in, dan +te(n)
Staat hij er níet in, dan +de(n)

Slide 14 - Tekstslide

Les 27: persoonsvorm verleden tijd
Hele ww: verhuizen   stam: verhuiz     ik-vorm: verhuis+de(n)
Hele ww: verven         stam: verv            ik-vorm: verf+de(n)
Hele ww: surfen          stam: surf            ik-vorm: surf+te(n)
Hele ww: branden      stam: brand        ik-vorm: brand+de(n)

'T KoFSCHiPX

Slide 15 - Tekstslide

Les 27: persoonsvorm verleden tijd
Let op! Bij werkwoorden waarvan de ik-vorm eindigt op -d of -t krijg je in de verleden tijd -dde of -tte:

haten        ik haat       ik/jij/hij/zij/het haatte     wij/zij/jullie haatten
wedden   ik wed        ik/jij/hij/zij/het wedde    wij/zij/jullie wedden

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Vul de pvvt in:

Rosalie (spelen) verstoppertje met haar vrienden.

Slide 18 - Open vraag

Vul de pvvt in:

De hond (likken) aan zijn nieuwe kluif.

Slide 19 - Open vraag

Vul de pvvt in:

(Vinden) jij de wiskundeles ook zo leuk?

Slide 20 - Open vraag

Vul de pvvt in:

De kleine Hannah (barsten) in tranen uit.

Slide 21 - Open vraag

Vul de pvvt in:

Wanneer (horen) jullie het goede nieuws?

Slide 22 - Open vraag

Vul de pvvt in:

Elia (krijgen) prachtige cadeaus van zijn vriendin.

Slide 23 - Open vraag

Aan de slag!
MNV Les 27 Persoonsvorm verleden tijd
opdracht 1, 2, 3, 6, 7 en 10, blz. 58-59

Deze opdrachten zijn huiswerk

Slide 24 - Tekstslide