Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
H1. Tegenwoordige tijd. taalverzorging
H1. Tegenwoordige tijd. taalverzorging
1 / 17
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 5
Leerroute 6
Leerroute 7
In deze les zitten
17 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
20 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
H1. Tegenwoordige tijd. taalverzorging
Slide 1 - Tekstslide
lesdoel
Aan het eind van de les kan ik de werkwoorden in de stam zetten.
Aan het eind van de les kan ik werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
Slide 2 - Tekstslide
Schema tegenwoordige tijd.
ik
ik-vorm
Jij/u
ik-vorm+t
Hij/zij/het
ik-vorm+t
Wij
hele werkwoord
Jullie
hele werkwoord
Zij
hele werkwoord
Slide 3 - Tekstslide
voorbeeld
ik loop
ik-vorm
Jij/u loop
t
ik-vorm+t
Hij/zij/het loop
t
ik-vorm+t
Wij lopen
hele werkwoord
Jullie lopen
hele werkwoord
Zij lopen
hele werkwoord
Slide 4 - Tekstslide
Uitzonderingen
Bij bepaalde werkwoorden is het niet genoeg om -en eraf te halen.
denk aan de werkwoorden, geloven, reizen, lopen, schaken.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de ik-vorm van de volgende werkwoorden?
Zweven
ik ...........
wonen
ik.............
verliezen
ik...............
kajakken
ik..............
Slide 6 - Tekstslide
Jij vorm ( stam + t)
Als het werkwoord achter jij of je staat dan krijg je stam + t.
Jij loopt over straat
Jij fietst door het bos.
Jij
............
(werken)in de bouw
Jij ............(gamen) de hele dag
Slide 7 - Tekstslide
Uitzondering
Staat het hele werkwoord voor jij dan blijft alleen de ik-vorm over.
Loop jij over straat?
Fiets jij door het bos?
(Werken)..............jij in de bouw?
(Gamen)..........jij de hele dag?
Slide 8 - Tekstslide
Oefenen
Slide 9 - Tekstslide
De stam is de ik-vorm.
Wat is dan de stam van lopen?
A
loop
B
liep
C
lopen
D
loopt
Slide 10 - Quizvraag
De ik vorm van hebben is:
A
hebben
B
heb
C
hebb
D
geen klank
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de stam van worden?
A
wordt
B
worden
C
word
Slide 12 - Quizvraag
Je schrijft stam + t:
A
bij de ik-vorm
B
bij de wij-vorm
C
bij de hij/ zij/ het-vorm
D
bij alle vormen in de tt
Slide 13 - Quizvraag
Hij (vissen) drie keer per week.
A
vis
B
visde
C
vist
D
vissen
Slide 14 - Quizvraag
_______ hij alles wel?
A
Beantwoordt
B
Beantwoorden
C
Beantwoordte
D
Beantwoord
Slide 15 - Quizvraag
(Worden) jij later brandeweerman?
A
word
B
werd
C
wordt
D
worden
Slide 16 - Quizvraag
Evaluatie
Wanneer? Stam +t?
Lesdoel behaald?
Wat was jouw inbreng?
Slide 17 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Spelling T2L5: Ik, jij of wij
Februari 2023
- Les met
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Spelling persoonsvorm in de tt
Juni 2019
- Les met
36 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
H2 Spelling: -d/-t en stam van een werkwoord
Augustus 2022
- Les met
26 slides
Spelling
Secondary Education
Spelling tegenwoordige tijd en verleden tijd - basisregels en stappen
Oktober 2023
- Les met
42 slides
Nederlands
Primary Education
Age 7
SP2: TT en VT 19 september t/m 23 september
September 2022
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
tv2 + 3 formuleren + werkwoordspelling H1
September 2020
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
De spelling van de werkwoorden
Mei 2024
- Les met
38 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Groep 7-8 | werkwoordspelling | tegenwoordige tijd
Augustus 2024
- Les met
19 slides
door
NTC DEF@ctO nl E.E
Nederlands
Werkwoordspelling
+2
Basisschool
Groep 7,8
NTC DEF@ctO nl E.E