V4 - TH2 - BS4

thema 2 - voortplanting
basisstof 4
zwanger
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

thema 2 - voortplanting
basisstof 4
zwanger

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen BS4
klievingsdelingen
embryo
embryonale ontwikkeling
placenta
navelstreng
stamcellen
celdifferentiatie 

Slide 3 - Tekstslide

zonder bevruchting
  • ovulatie: piek hormonen
  • gele lichaam wordt afgebroken
  • lichaam stoot het baarmoederslijmvlies af en vervangt deze

Slide 4 - Tekstslide

Bevruchting
Bij de bevruchting fuseren twee gameten. De gameten bevatten de helft van de genetische informatie (n).
Dit levert een bevruchte cel op met een normale hoeveelheid genetische informatie (2n)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Klievingsdelingen!
De eerste delingen nadat een eicel is bevrucht
  • Dit gebeurt in het bevruchtingsmembraan
  • Vinden in de eileider plaats
  • Cellen groeien dan nog niet (de cellen worden dus steeds kleiner!)

Slide 7 - Tekstslide

Innesteling
Het klompje cellen nestelt zich in het baarmoederslijmvlies nadat het in de baarmoeder is aangekomen.

Slide 8 - Tekstslide


    eisprong

 eicelrijping

innesteling

klievingsdeling

 bevruchting

Slide 9 - Sleepvraag

bevruchting 

Slide 10 - Tekstslide

Hormonen zwangerschap
  1. Het ingenestelde klompje cellen (embryo) maakt HCG aan.
  2. HCG houdt het gele lichaam in stand.
  3. Het gele lichaam blijft progesteron aanmaken.
  4. Progesteron remt de aanmaak van LH en FSH.
  5. Progesteron houdt het baarmoederslijmvlies in stand (dik en klierrijk)


Slide 11 - Tekstslide

Hormonen zwangerschap
  1. Gebrek LH/FSH voorkomt nieuwe menstruatie.
  2. Gele lichaam verdwijnt enkele weken later toch.
  3. Aanmaak HCG en progesteron wordt overgenomen door placenta.

Slide 12 - Tekstslide

Placenta
Navelstreng bevat bloedvaten --> verbindt embryo met placenta

Placenta: uitwisseling van stoffen door diffusie en actief transport

Tussen moeder en embryo

Slide 13 - Tekstslide

Placenta
Voedingsstoffen en zuurstof gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van de embryo.

Afvalstoffen gaan van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder.

Ook ziekteverwekkers, sommige geneesmiddelen, alcohol, nicotine en drugs kunnen door de vliezen in de placenta heen.

Slide 14 - Tekstslide

Embryo
Vruchtwater (bescherming embryo)

Zygote: bevruchte eicel
Embryo: vanaf week 2
Foetus: vanaf week 8

Slide 15 - Tekstslide

Embryo

Slide 16 - Tekstslide

Celdifferentiatie: uit stamcellen ontstaan gespecialiseerde cellen

Slide 17 - Tekstslide

stamcellen
te vinden in de botten en navelstreng
  • kunnen zich nog specialiseren tot veel verschillende cellen
  • hoe meer gespecialiseerd hoe minder soorten er nog uit kunnen ontstaan

Apoptose: geprogrammeerde celdood 

Slide 18 - Tekstslide

ZYGOTE
EMBRYO
FOETUS
Ander woord voor bevruchte eicel 
Het eerste ontwikkelings-stadium
Twee maanden oud
Alle organen zijn aangelegd
Er vormt een ondoordringbaar membraan
Klievingsdelingen
Verplaatsing richting baarmoeder
Innesteling, placenta wordt gevormd

Slide 19 - Sleepvraag

en dan... moet die pompoen uit de buik:

de bevalling...

Slide 20 - Tekstslide

Indaling: door samentrekkingen van de baarmoederwand komt het hoofdje van de foetus in de bekkenholte te liggen

Slide 21 - Tekstslide

de bevalling
2 fasen:
ontsluiting
uitdrijving

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

de bevalling
bevalling begint door:
  • het breken van de vliezen
  • verliezen van de slijmprop
  • starten van de weeën 

weeën zijn samentrekkingen van de baarmoeder, hierdoor wordt de baarmoedermond wijder en breken de vliezen vaak

Slide 24 - Tekstslide

de bevalling
bevalling begint door:
  • het breken van de vliezen
  • verliezen van de slijmprop
  • starten van de weeën 

Slide 25 - Tekstslide

de bevalling
Uitdrijving: door persweeën komt het kind ter wereld

Slide 26 - Tekstslide

Pijnbestrijding
  • ruggenprik
  • lachgas
  • morfine
  • Tens 

Slide 27 - Tekstslide

de placenta
Nageboorte: de placenta, de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen worden uitgedreven.

Slide 28 - Tekstslide

vragen? 
huiswerk: 50 tm 65
opdrachten 

(Hieronder extra oefenvragen!)

Slide 29 - Tekstslide

zet afbeeldingen op de juiste plaats
bevruchtte eicel
blastocyst
klievings-
deling 
dag 2
klievings- 
deling
dag 1
klievings-
deling 
dag 4
klievings-
deling 
dag 3

Slide 30 - Sleepvraag

Welk hormoon wordt met 2 aangegeven?
(Tip: kijk in BiNaS tabel 86C)
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 31 - Quizvraag

Welk hormoon wordt met 4 aangegeven?
(Tip: kijk in BiNaS tabel 86C)
A
LH
B
FSH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 32 - Quizvraag

Bij een vrouw is het gele lichaam na 4 weken nog niet verschrompeld.
Wat betekent dat?
A
Ze is ongesteld
B
Ze heeft een eisprong
C
ze is zwanger

Slide 33 - Quizvraag

Welke twee hormonen zorgen voor het dikker worden van het baarmoederslijmvlies?
A
HCG en Progesteron
B
LH en FSH
C
Oestrogenen en HCG
D
Oestrogenen en progesteron

Slide 34 - Quizvraag

Een vrouw is zwanger, welk hormoon zal gedurende de zwangerschap meer van vinden
A
oestrogeen
B
progesteron

Slide 35 - Quizvraag


De afbeelding geeft schematisch de ontwikkeling van een eicel in de eierstok van een vrouw weer gedurende een bepaalde periode.
Is deze vrouw op tijdstip Q zwanger?
A
ja, want het gele lichaam blijft in stand
B
nee, gele lichaam wordt hier opgeruimd
C
dat is niet uit de gegevens af te leiden
D
nee, gele lichaam blijft in stand

Slide 36 - Quizvraag

Welk hormoon zorgt er voor dat het baarmoederslijmvlies in stand blijft?
A
FSH
B
LH
C
Progesteron
D
Oestrogeen

Slide 37 - Quizvraag

Onder invloed van welk hormoon blijft het gele lichaam intact?
A
LH
B
Progesteron
C
Oestrogeen
D
HCG

Slide 38 - Quizvraag

Welke hormoon stimuleert de ontwikkeling de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken?
A
LH
B
FSH
C
oestrogeen
D
progesteron

Slide 39 - Quizvraag

Wat is de beste beschrijving van een stamcel?
A
Cel waaruit na deling een gespecialiseerde cel kan ontstaan
B
Een cel met een bepaalde functie
C
Cel die zich deelt en twee dochtercellen vormt.
D
De cel van een boom.

Slide 40 - Quizvraag

Het ontstaan van weeen tijdens de bevalling
A
Oxytocine
B
Progesteron
C
Oestrogeen
D
Testosteron

Slide 41 - Quizvraag

Hoe heet deze fase van de bevalling?
A
indaling
B
uitdrijving
C
ontsluiting
D
weeën

Slide 42 - Quizvraag

Waarmee eindigt een bevalling
A
uitdrijving
B
Nageboorte
C
Ontsluiting
D
Indaling

Slide 43 - Quizvraag

In welke fase van de bevalling starten de weeën?
A
Uitdrijving
B
Ontsluiting
C
Nageboorte

Slide 44 - Quizvraag

Bij vrouwen worden in de puberteit de heupen breder.
Welke functie heeft dit?

A
De bredere heupen zorgen voor een makkelijkere bevalling.
B
De bredere heupen zorgen voor makkelijkere geslachtsgemeenschap
C
De bredere heupen zorgen voor meer plek voor de baarmoeder.
D
De bredere heupen zorgen voor meer ruimte voor de groei van eicellen.

Slide 45 - Quizvraag

Enkele weken voor de bevalling zakt het hoofdje van de foetus in het bekken. Hoe heet dit proces?
A
ontsluiting
B
indaling
C
uitdrijving
D
nageboorte

Slide 46 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de bevalling?
A
ontsluiting - uitdrijving - nageboorte
B
uitdrijving - ontsluiting - nageboorte
C
ontsluiting - nageboorte - uitdrijving
D
uitdrijving - nageboorte - ontsluiting

Slide 47 - Quizvraag