We gaan de toets bepreken, als je vragen hebt, noteer ze en kom na de bespreking rustig bij mij. 'kee?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Toetsbespreking
Please sit down quietly...
We gaan de toets bepreken, als je vragen hebt, noteer ze en kom na de bespreking rustig bij mij. 'kee?
Slide 1 - Tekstslide
Als eerste....
Wat staat hier?
* Where *
Slide 2 - Tekstslide
Wat betekent 'where'?
Slide 3 - Open vraag
Ten tweede;
Wat staat hier?
* were *
Slide 4 - Tekstslide
wat betekent 'were'?
Slide 5 - Open vraag
Fijn, nu we het er over eens zijn dat deze woorden niet hetzelfde zijn, zullen we ze dan vanaf nu ook in de juiste context gebruiken?
Dank u wel voor het luisteren naar deze huishoudelijke mededeling! ;-)
Slide 6 - Tekstslide
Opdr. 1 -8 punten
1. draagbaar / draagbare
2. eigentijdse / eigentijds / hedendaagse / hedendaags / moderne / modern
3. garderobe
4. munteenheid / valuta
5. bedrijfs-
6 .standvastigheid / volharding / vasthoudendheid
7. hypotheek
8. duurzame / duurzaam
Slide 7 - Tekstslide
Opdr.2 (totaal 8 punten)
1 courage
2 utilities
3 negotiate
4 obligation
5 thrive
6 hospitality
7 pantry
8 encourage
Slide 8 - Tekstslide
Opdr. 3 (totaal 8 punten)
1 decrease / decline / fall / drop
2 perhaps
3 keep in mind / bear in mind
4 In fact / Indeed
5 preserve
6 get along
7 furnish
8 take a risk
Slide 9 - Tekstslide
Opdr. 4 (totaal 8 punten)
1 founder
2 desire / desire
3 challenge
4 generous
5 accomplish / achieve / reach
6 furniture
7 colourful / colorful
8 staircase
Slide 10 - Tekstslide
Present simple
We gebruiken de present simple als we het hebben over:
- feiten --> This book has a red color.
- gewoonten --> Bart always bites his nails.
- regelmatigheden --> These kids often play with each other.
We voegen een -s toe indien je een werkwoord gebruikt in de 3e persoon enkelvoud. In alle andere gevallen gebruik je gewoon het hele werkwoord (ook wel de stam genoemd).
Slide 11 - Tekstslide
Present continuous
De duurvorm in de tegenwoordige tijd. Kijk naar de volgende zinnen:
- Ik ben aan het sporten.
- We zijn aan het zingen.
- Bram zit te gamen.
Deze zinnen staan allemaal in de duurvorm tegenwoordige tijd. Het vindt allemaal NU plaats!
Slide 12 - Tekstslide
Om de present continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig. Namelijk een vervoeging van to be + werkwoord met -ing erachter.
- I am reading the newspaper right now.
- He is laughing at me at the moment.
Je gebruikt will als vertaling van zullen. Eventueel kan je shall gebruiken in een formelere context.
Shall gebruik je steeds wanneer je een voorstel in vraagvorm formuleert.
Slide 13 - Tekstslide
Opdr. 5 (totaal 8 punten)
1 Shall I open
2 are not leaving / aren't leaving / 're not leaving / are not going to leave / 're not going to leave / aren't going to leave
3 begins
4 will not do / won't do
5 will be / 'll be
6 am going to be / 'm going to be
7 Will scratch
8 Shall I buy
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Hoe zat het ook al weer?
De gebeurtenis die het kortst duurt, is past simple.
De gebeurtenis die langer duurt is past continuous