13.3 Impulsgeleiding (hoe gaan signalen door een zenuwcel) 2 lessen
13.4 Impulsoverdracht tussen neuronen
13.5 Autonoom zenuwstelsel (onbewuste deel van het zenuwstelsel)
Slide 2 - Tekstslide
De Na+-K+-pomp pompt (1) de cel in en (2) de cel uit. Dit kost (3). Dit transport draagt bij aan het handhaven van de (4). Vul de woorden Na+-ionen, K+-ionen, rustpotentiaal, energie, drie en twee in en maak de zin kloppend.
Slide 3 - Open vraag
Doel 13.4
Je leert hoe de overdracht van impulsen van het ene op het andere neuron plaatsvindt
Slide 4 - Tekstslide
Impulsoverdracht tussen neuronen
Gebeurt met behulp van neurotransmitters.
Lijst met belangrijkste neurotransmitters staat in Tabel 88I.
Slide 5 - Tekstslide
Bekijk Tabel 88i, vooral de laatste kolom. Wat valt je op?
Slide 6 - Open vraag
Impulsoverdracht tussen neuronen
Gebeurt altijd één richting op.
Slide 7 - Tekstslide
Verschillende typen schakelingen
A) Convergentie – Informatie uit verschillende bronnen komt samen bij één neuron.
Slide 8 - Tekstslide
Verschillende typen schakelingen
B) Divergentie – Informatie uit één bron wordt verspreid naar verschillende bestemmingen.
Slide 9 - Tekstslide
Verschillende typen schakelingen
C) Parallelcircuit – Eén prikkel veroorzaakt een korte reeks actiepotentialen omdat de parallelwegen verschillend van lengte zijn.
Slide 10 - Tekstslide
Impulsoverdracht tussen neuronen
Exciterende neurotransmitters
Stimuleren het volgende neuron
bv Acetylcholine
Inhiberende neurotransmitters
Remmen het volgende neuron
bv GABA
Slide 11 - Tekstslide
Impulsoverdracht tussen neuronen
Elk neuron maakt maar één type neurotransmitter en kan dus ook alleen maar óf exciterend zijn óf inhiberend.
Slide 12 - Tekstslide
Verschillende typen schakelingen
D) Positieve terugkoppeling – Impulsen kunnen circuleren zodat één prikkel een lange reeks actiepotentialen aan de outputkant kan veroorzaken. Het inhiberende neuron kan het proces zo nodig stoppen. Dergelijke circuits kunnen fungeren als ritmegenerator (bijv. voor rillen of krabben).
Slide 13 - Tekstslide
Verschillende typen schakelingen
E) Negatieve terugkoppeling – Hierdoor wordt een limiet gesteld aan de vuur-frequentie van het output-neuron; van belang om overstimulatie van bijvoorbeeld spiervezels te voorkomen.
Slide 14 - Tekstslide
Verschillende typen schakelingen
F) Reciproke inhibitie (wederkerige remming) – Een belangrijk mechanisme dat o.a. gebruikt wordt in het motorische systeem: aanspanning van een buigspier leidt automatisch tot ontspanning van een strekspier, en andersom.
Het circuit is ook bruikbaar voor functies als contrastversterking en ruisonderdrukking.
Slide 15 - Tekstslide
1
2
3
4
Exciterend, inhiberend of niets?
Slide 16 - Tekstslide
Inhiberende neurotransmitter
Exciterende neurotransmitter
1
2
3
4
Slide 17 - Sleepvraag
Wat gebeurt er in de synaps? Tabel 88G
Slide 18 - Tekstslide
Exciterende neurotransmitter
Stap 1a: Impuls komt aan bij de synaps (presynaptisch membraan)
Slide 19 - Tekstslide
Exciterende neurotransmitter
Stap 1b: Ca2+ poorten gaan open, Ca2+ ionen stromen de cel in
Slide 20 - Tekstslide
Exciterende neurotransmitter
Stap 2: Neurotransmitterblaasjes worden gemobiliseerd (klaargezet)
Slide 21 - Tekstslide
Exciterende neurotransmitter
Stap 3: Blaasjes fuseren met presynaptisch membraan – neurotransmitter in synaptische spleet
Slide 22 - Tekstslide
Exciterende neurotransmitter
Stap 4: Neurotransmitter bindt aan receptoren op het post-synaptisch membraan
Slide 23 - Tekstslide
Exciterende neurotransmitter
Stap 5: Na+ poorten openen: depolarisatie, actiepotentiaal bij voldoende prikkeling
Slide 24 - Tekstslide
Exciterende neurotransmitter
Stap 6: Neurotransmitter wordt afgebroken door enzymen, poorten sluiten
Slide 25 - Tekstslide
Exciterende neurotransmitter-> EPSP
Exciterende postsynaptische potentiaal (EPSP):
de membraanpotentiaal van het postsynaptisch neuron wordt tijdelijk minder negatief
Slide 26 - Tekstslide
Inhiberende neurotransmitter
Stap 5: K+ poorten openen (K+ naar buiten!), dus hyperpolarisatie!
X
X
Slide 27 - Tekstslide
Inhiberende neurotransmitter-> IPSP
Inhiberende postsynaptische potentiaal (IPSP):
de membraanpotentiaal van het postsynaptisch neuron wordt tijdelijk negatiever
Slide 28 - Tekstslide
EPSP + IPSP = summatie
Elk neuron heeft contact met meerdere andere neuronen.
Slide 29 - Tekstslide
EPSP + IPSP = summatie
De EPSP als gevolg van één stimulerende neurotransmitter is meestal te gering om een actiepotentiaal op te wekken.
Slide 30 - Tekstslide
EPSP + IPSP = summatie
De optelsom (summatie) van alle EPSP's en IPSP's op een bepaald moment bepalen of er in het postsynaptisch neuron een actiepotentiaal optreedt.
Slide 31 - Tekstslide
Doel 13.4
Je hebt geleerd hoe de overdracht van impulsen van het ene op het andere neuron plaatsvindt