Les 3 V3 WEEK 38 Chap. 1 Bron D / Chap. 2 Bron A

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

STARTKLAAR
- ga rustig op je vaste plek zitten.
- doe je jas uit.
- pak je etui en je boek.
- doe je tas op de grond.
- doe je telefoon in het ZAKKIE en leg het ZAKKIE op de hoek van de tafel.
- als de timer is afgelopen, stop je met praten en begint de les.


timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Vocabulaire

Slide 3 - Woordweb

Leerdoelen
  1. R Ik ken woorden die te maken hebben met social media en vriendschap.
  2. T1 Ik kan een (regelmatig)bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
  3. T1 Ik kan woorden gebruiken die te maken hebben met social media en vriendschap.
  4. I


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R
  2. T1
  3. T2
  4. I


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R Ik ken woorden die te maken hebben met social media en vriendschap.
  2. T1 Ik kan een (regelmatig)bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
  3. T1 Ik kan woorden gebruiken die te maken hebben met social media en vriendschap.
  4. I


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 6 - Tekstslide

Instructie 


Luister naar de uitleg en maak aantekeningen in je schrift / map.
Stel vragen als je de uitleg niet begrijpt.

Slide 7 - Tekstslide

een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Tekstslide

De basis

Slide 10 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
VORM
PLAATS
Uitleg

Slide 11 - Tekstslide

Klas 2

Slide 12 - Tekstslide

À vous
1. C'est un problème (m) facile________ (makkelijk).
2. Nous avons regardé une série (v) marrant__________ (grappig).
3. Jimmy a trois restaurants (m) américain_____ (Amerikaans).
4. J'aime les chansons (v) anglais_______ (Engelse).
5. Les chiens (m) sont noir____ et gris_____ (zwart en grijs).
6. Mon frère a deux voitures (v) rouge_______ (rood).

Slide 13 - Tekstslide

Klas 3

Slide 14 - Tekstslide

Instructie 
page 30

ex. 15a,b,c,d,e

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Ik kan het bijvoeglijk naamwoord gebruiken
A
oui (sta op)
B
presque (ga op tafel zitten)
C
non (blijf zitten)
D
d.

Slide 20 - Quizvraag

Instructie 
Chapitre 2
Bron A
p.58

ex.5a,b, 6a,b,c, 7a,b

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

ex. 5a

Slide 24 - Tekstslide

ex. 5a
ex. 5b

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

ex. 7a

Slide 30 - Tekstslide

1
ex. 7a

Slide 31 - Tekstslide

2
ex. 7a

Slide 32 - Tekstslide

3
ex. 7a

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Controlevragen
A
a.
B
b.
C
c.
D
d.

Slide 35 - Quizvraag

Aan de slag

Slide 36 - Tekstslide

Nabespreking

Slide 37 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 38 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 39 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 40 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 41 - Open vraag