17 maart - verkleinwoorden

Welkom!
Lezen
Verkleinwoorden

Volgende week: toets bespreken
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Lezen
Verkleinwoorden

Volgende week: toets bespreken

Slide 1 - Tekstslide

Nakijken: Cursus 7 Spelling, paragraaf 1 opdracht 1 t/m 4, paragraaf 2 opdracht 1 t/m 5

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden van
verkleinwoorden

Slide 3 - Woordweb

Theorie (verkleinwoorden)
Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken.

Meestal           =              -je of -tje achter het woord.
vakantie - vakantietje  
schaar - schaartje
dans - dansje

Slide 4 - Tekstslide

Soort woord met voorbeeld
  1. Woorden met een -m               boom
  2. Woorden met een -ng            koning
  3. Achteraan -a, -o of -u                  opa, auto, paraplu
  4. Achteraan -y                                   baby
  5. Woorden met cijfers of afkorting     dvd, A4
Regel met voorbeeld
  • -pje
boompje
  • -kje en de -g laat je weg
koninkje
  • extra klinker
opaatje, autootje, parapluutje
  • -'tje
baby'tje
  • -'je of -'tje
dvd'tje, A4'tje

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de regel die je meestal gebruikt als je een verkleinwoord maakt?

Slide 6 - Open vraag

Etalage
A
Etalagetje
B
Etalage'tje
C
Etalageetje

Slide 7 - Quizvraag

Radio
A
Radiotje
B
Radio'tje
C
Radiootje

Slide 8 - Quizvraag

Verdieping
A
Verdiepingtje
B
Verdiepingetje
C
Verdiepingke
D
Verdiepinkje

Slide 9 - Quizvraag

cd
A
cdtje
B
CeeDeetje
C
cd'tje

Slide 10 - Quizvraag

Tip van de dag!
Twijfel je over een verkleinwoord?
Neem een voorbeeldwoord in je hoofd met dezelfde laatste letter of klank!

Verkleinwoord van cranberry??
Baby eindigt ook met y en dat wordt baby'tje
Dus: cranberry'tje!

Slide 11 - Tekstslide

Maak in stilte paragraaf 4 opdracht 1 t/m 4

Slide 12 - Tekstslide