Hoofdstuk 1&2 - de krantenwijk/ kaartjes kopen

Rekenen met de ZRM H1+H2
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Rekenen met de ZRM H1+H2

Slide 1 - Tekstslide

Er zijn verschillende rekenmachines. Kijk waar de aan/uit-knop zit van jouw rekenmachine. Hiernaast herken je het aan de rode knop met het aan/uit-logo.

Slide 2 - Tekstslide

Je houdt de volgorde aan zoals je leest: van links naar rechts.
Dus, typ in je rekenmachine:
3
x
4
=
Dan zie je de uitkomst in het scherm.

Slide 3 - Tekstslide

Het deelteken
Let op! Het deelteken ziet er anders uit dan je normaal in sommen ziet.

Slide 4 - Tekstslide

Je hebt een bijbaantje. Je gaat reclameblaadjes rondbrengen. 
Jij hebt zelf 12 straten. Voordat je gaat rondbrengen wil je zeker weten of je genoeg bij je hebt.

Hiernaast zie je de straten met het aantal pakketten die je bezorgt.

Hoeveel folders neem je mee?

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel folders
heb je minimaal
nodig?

Slide 6 - Woordweb

Bereken de som 13 x 58 op je rekenmachine. Wat is de uitkomst?
A
1105
B
1798
C
754
D
2635

Slide 7 - Quizvraag

Als 1 weekblad 430 gram weegt, hoeveel wegen dan 10 bladen?
A
43 gram
B
430 gram
C
43000 gram
D
4,3 kilo

Slide 8 - Quizvraag

Als 1 weekblad 430 gram weegt, hoeveel wegen dan 50 bladen?

Slide 9 - Open vraag

Als 1 weekblad 430 gram weegt, hoeveel wegen dan 150 bladen?

Slide 10 - Open vraag

Een komma op de rekenmachine is vaak een punt.

 Wil je uitrekenen wat 2 maal €2,54 is?
typ dan:
2 x 2.54

Slide 11 - Tekstslide

3 x 4,54 =

Slide 12 - Open vraag

3 x 3,95 =

Slide 13 - Open vraag

Je rekenmachine laat onnodige nullen weg:

18.15 + 18.15 = 

Let op: bij geld bedragen MOETEN er twee cijfers achter de komma staan!

Slide 14 - Tekstslide

Je gaat met 4 vrienden naar een concert. Je koopt kaarten van € 15,95 per stuk. Wat moet je betalen?
A
€ 63,80
B
€ 79,95
C
€ 80,-
D
€ 64,-

Slide 15 - Quizvraag

In het vliegtuig zitten 283 koffers.
Er komen 149 koffers bij.
Hoeveel koffers zitten in totaal in het vliegtuig?

Slide 16 - Open vraag

In de frisdrankautomaat zitten 107 blikjes fris.
Jonah zet er nog 119 blikjes fris bij in.
Hoeveel blikjes fris zitten er in totaal in de automaat?

Slide 17 - Open vraag

Noortje en Daan brengen samen 93 kranten rond.
Noortje brengt 59 kranten rond.
Hoeveel kranten brengt Daan dan rond?

Slide 18 - Open vraag

Tieneke schildert de schutting.
Ze wil in totaal 62 planken schilderen.
Ze moet er nog 29 schilderen.
Hoeveel planken heeft Tieneke al geschilderd?

Slide 19 - Open vraag

Pappie de papegaai leert woordjes.
Elke week leert hij 9 woordjes.
Hoeveel woordjes kent Pappie na 4 weken?

Slide 20 - Open vraag

Fenna bakt koekjes.
Op 1 bakplaat passen 8 koekjes.
Fenna bakt 5 volle bakplaten met koekjes.
Hoeveel koekjes bakt Fenna dan?

Slide 21 - Open vraag

Bereken de som 1044 : 12 op je rekenmachine. Wat is de uitkomst?
A
87
B
100
C
522
D
78

Slide 22 - Quizvraag

Reken uit
Ik heb 23 doosjes met 12 potloden, hoeveel potloden zijn dat?

Slide 23 - Tekstslide

Ik heb 23 doosjes met 12 potloden, hoeveel potloden zijn dat?

Slide 24 - Open vraag

Joyce reist met de trein naar Goes.
Ze heeft al 164 kilometer met de trein gereisd en dan moet ze overstappen.
Na de overstap reist ze nog 189 kilometer met de trein.
Hoeveel kilometer heeft Joyce met de trein afgelegd?

Slide 25 - Open vraag

70- 6 = + 73 = + 57 =

Slide 26 - Open vraag

42 - 9 = × 2 = + 98 =


Slide 27 - Open vraag


A
1.660
B
1.506
C
1.020
D
1.503

Slide 28 - Quizvraag


A
1.861
B
1.295
C
1.029
D
1.146

Slide 29 - Quizvraag

Reken uit
Hoeveel weegt het samen:

7,46 kg + 8,49 kg =

Slide 30 - Tekstslide

7,46 + 8,49 =

Slide 31 - Open vraag

Opa gaat naar een markt en koopt daar 3 zakken aardappels van € 3,95 en 2 zakken appels van € 5,05.
Hoeveel moet hij betalen?
A
€ 21,85
B
€ 22,10
C
€ 19,85
D
€ 21,95

Slide 32 - Quizvraag

Elise heeft 5 kilo aardbeien in bakjes van 0.25 kilo gedaan. Hoeveel bakjes heeft Elise nu in totaal?
A
15 bakjes
B
10 bakjes
C
2 bakjes
D
20 bakjes

Slide 33 - Quizvraag

Henk bezorgt elke week 203 kranten.

Hoeveel kranten bezorgt hij in 4 weken?
A
812 kranten
B
802 kranten
C
822 kranten
D
832 kranten

Slide 34 - Quizvraag

Hoe vond je de les gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Slide 36 - Tekstslide

Hoeveel sterren zijn er?

Slide 37 - Tekstslide

wat is mijn favoriete snack?

Slide 38 - Tekstslide

Wat vind je hier nou zelf van?

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video