les 14 april

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Dictoglos

Slide 2 - Tekstslide

Wat doen we vandaag?
dichtoglos (group task)
leestekens (punctuation marks)
Grammatica niet en geen

Slide 3 - Tekstslide

Task dictoglos
Work as a group. Saptangsu is writing, Katya will read the text at when it is finished. The others help constructing the text.
Listen to the text I read out.  Write down as much as you understand. The text is read twice.
Then, discuss together what information you got.
Create the most accurate version of the text together.
Read your story. How much did you get right?


Slide 4 - Tekstslide

Leestekens in het Nederlands
Read your text. Did you use punctuation marks?

. =punt (period)
, =komma (comma)
! =uitroepteken (exclamation mark)
? =vraagteken (question mark)

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica niet en geen
Wanneer gebruik je niet en wanneer gebruik je geen?

Ik hou niet van taart. I don't like cake.
Ik eet geen taart. I don't eat cake.

Slide 7 - Tekstslide

Niet en geen
  • Niet staat vaak achter in de zin (comes last in the sentence):
Ik weet het antwoord niet
  • We gebruiken niet voor een voorzetsel (preposition)
    Ik kom niet op de fiets.
  • Geen komt voor een adjective, een bijvoeglijk naamwoord:
Is dat een mooi boek?
Nee, dat is geen mooi boek. 


Slide 8 - Tekstslide

Uitleg niet en geen
Geen wordt altijd gevolgd door een noun, een zelfstandig naamwoord. Geen = niet een

Ik heb geen fiets. 
Hij heeft geen nieuwe fiets.
Ik heb een geit. 
Heb jij geen geit?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Broccoli lust ik ...........
A
een
B
geen
C
niet

Slide 11 - Quizvraag

Ik lust ........... broccoli.
A
een
B
geen
C
niet

Slide 12 - Quizvraag

Ik kom ......... naar school.
A
niet
B
geen
C
een

Slide 13 - Quizvraag

Ahmed is ook ......... op school.
A
wel
B
geen
C
een
D
niet

Slide 14 - Quizvraag

Willen jullie .... zo hard praten in de gang?
A
een
B
geen
C
niet
D
wel

Slide 15 - Quizvraag

Er zijn ...... deuren in de gang.
A
een
B
geen
C
......
D
niet

Slide 16 - Quizvraag

Write this sentence in a negation:
Nederlands is makkelijk.

Slide 17 - Open vraag

Write this sentence in a negation:
Ik werk.

Slide 18 - Open vraag

Write this sentence in a negation:
Ik heb een mooie fiets.

Slide 19 - Open vraag

Vragen over niet/geen?

Slide 20 - Tekstslide

New wordlist of this unit
Practise the words. Oefen de woorden.

Slide 21 - Tekstslide