070125 TaalCompleet A2 herhaling thema 2

TaalCompleet A2 - thema 2
herhaling
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

TaalCompleet A2 - thema 2
herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het meisje
gooit
de frisbee
Tegenwoordige tijd (tt)
Verleden tijd (vt)
het meisje
gooide
de frisbee

Slide 2 - Tekstslide

De eerste zin beschrijft iets dat nu gebeurt (tegenwoordige tijd) en de tweede zin geeft iets aan wat toen gebeurd is (de verleden tijd). Het is al gebeurd.
kopen: koop - kocht - gekocht
geven: geef - gaf - gegeven
7.10  tt - vt - voltooid deelwoord

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoorden in tt en vt

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik spaar voor een nieuwe telefoon.
Mijn broer spaarde vorig jaar voor mooie schoenen.
Onze ouders hebben voor een nieuwe auto gespaard.

De klant betaalt de rekening.
Gisteren betaalde mijn moeder de boodschappen bij de Lidl.
De leerlingen hebben de excursie al betaald.

7.10  tt - vt - voltooid deelwoord

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het voltooid deelwoord

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt de letters 
s, f, t, k, ch en p onthouden door het woord softketchup te leren!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een aantal voorbeelden:
Werken:
ik-vorm: werk
Staat de k in SoFTKeTCHuP?

Wonen
ik-vorm: woon
Staat de n in SoFTKeTCHuP?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We hebben vandaag hard.....
A
gewerkt
B
gewerkd
C
gewerken
D
werken

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het heeft deze week veel ..........
A
regent
B
geregend
C
geregent
D
geregenen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij heeft zijn hele leven in Rotterdam...........
A
wonen
B
woont
C
gewoond
D
gewoont

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben dit weekend naar het strand ...............
A
fietsen
B
gefietsen
C
gefietst
D
gefietsd

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

bekijk de zinnen
Wij hebben in de bergen gewandeld.
Wij hebben 100 km gefietst.
We zijn naar Domburg gewandeld.
We zijn naar Middelburg gefietst.

Wat is het verschil tussen hebben en zijn?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZIJN
Staat er een richting in de zin?
Dan gebruik je ZIJN in de VVT.

Ik ben naar Frankrijk geweest.

NAAR geeft een richting aan

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ...... gisteren aan je gedacht
A
heb
B
ben
C
hebben
D
zijn

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jij ........ veel gegeten
A
hebt
B
bent
C
hebben
D
zijn

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

...... jij naar school geweest?
A
heb
B
ben
C
hebben
D
zijn

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

.......jullie naar de film gegaan?
A
hebben
B
zijn
C
heb
D
ben

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sommige onregelmatige werkwoorden krijgen altijd zijn. Bijvoorbeeld:
zijn                  Ik ben naar Frankrijk geweest.
komen          Jullie zijn naar Nederland gekomen.
beginnen     De les is begonnen.
worden         Wij zijn ziek geworden.
gaan              Zijn jullie met het vliegtuig gegaan?
blijven           Zij zijn in Nederland gebleven.            

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat schrijf je op een kaart?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Iemand is jarig. Wat schrijf je op de kaart?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand gaat trouwen. Wat schrijf je op de kaart?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand is ziek. Wat schrijf je op de kaart?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

een dag - twee ..............

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

een kind - twee ..................

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

een glas - twee ...............

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

een kleed - twee ..........

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

een winkel - twee ................

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We hebben gisteren in de stad koffie.... (drinken)

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

We zijn in de vakantie naar Frankrijk ....... (zijn)

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ga snel zitten, de les is al .......... (beginnen).

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb een nieuwe jurk ......... (kopen) in de stad.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb een mooi boek ..... (lezen).

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies