Je leert berekeningen maken in een gemengde schakeling.
Slide 2 - Tekstslide
Hoe bereken je de weerstand in een serieschakeling?
Rtot=R1+R2+R3+...
Slide 3 - Tekstslide
Hoe bereken je de weerstand in een parallelschakeling?
Rv1=R11+R21+R31+....
Slide 4 - Tekstslide
Gemengde schakelingen
Gemengde schakelingen zijn gecombineerde schakelingen van serie - en parallel schakelingen
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht 1
Bereken de vervangingsweerstand
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht 1a
Slide 7 - Tekstslide
Opdracht 3
Volgorde berekeningen:
1. R1,2
2. R1,2,3
3. R5,6,7
4. Rt
5. It
6. I4
7. U4
Kijk ook op de volgende pagina voor de volgorde van berekeningen
Slide 8 - Tekstslide
Volgorde berekeningen opdr 3
1
2
3
4
Slide 9 - Tekstslide
Uitwerking opdracht 3
1
2
Slide 10 - Tekstslide
Uitwerking opdracht 3
3
4
Slide 11 - Tekstslide
Uitwerking opdracht 3
5
Slide 12 - Tekstslide
Uitwerking opdracht 3
6
Slide 13 - Tekstslide
Bereken de totale weerstand (vervangings- weerstand) van de schakeling
Slide 14 - Tekstslide
Bereken vervangingsweerstand
Slide 15 - Tekstslide
Bereken de vervangingsweerstand
Slide 16 - Tekstslide
Gegeven is onderstaande schakeling. R1=R2=R3 = 50Ω en R5=R6 = 25Ω. De spanning is 230V en It = 2,0A. Bereken R4
Slide 17 - Tekstslide
Gegeven is onderstaande schakeling. R1=R2=R3=50Ω en R5=R6=25Ω. De spanning is 230V en It = 2,0A.
Bereken de stroom door R2
Slide 18 - Tekstslide
Een wasmachine met een vermogen van 2200 W heeft 45,0 minuten nodig voor een wasbeurt. Bereken de elektrische energie in kWh en in J die de machine dan gebruikt.
Slide 19 - Tekstslide
Een weerstand van 12 Ω is aangesloten op een batterij van 9,0 V.
Bereken het vermogen
Slide 20 - Tekstslide
Je sluit een föhn van 420,0 W aan op het stopcontact.
Bereken de weerstand van de föhn.
Slide 21 - Tekstslide
Je sluit een boormachine van 430 W aan op het stopcontact.
Bereken de weerstand van de boormachine.
Slide 22 - Tekstslide
Een klein ledlampje brandt op een oplaadbare batterij van 1,50 V. Er loopt dan een stroom van 0,10 A. Bereken de energie die er per uur nodig is om het lampje te laten branden.
Slide 23 - Tekstslide
Hiernaast zie je een schakeling van drie lampjes. Het is een combinatie van serie en parallel.
Bereken de stroomsterkte van L1
P = U ∙ I 18 / 12 = 1,5A
Bereken de stroomsterkte van L2
P = U ∙ I 6 / 12 = 0,5A
Bereken de stroomsterkte van L3
I1 + I2 = I3 1,5 + 0,5 = 2,0A
De voltmeter over lampje 3 geeft 6,0 V aan.
Bereken het vermogen van L3
P = U ∙ I 6,0 ∙ 2,0 = 12,0W
Bereken de spanning van de batterij is
Ubron = U1 + U2 12 + 6 = 18,0V
Slide 24 - Tekstslide
Bij 120km/h is het vermogen van de auto 35 kW. Kijk in tabel 28B naar de stookwaarde van gasolie. Let op dit staat in m dus het is ∙ 10⁶! Het rendement is 30%. Bereken hoeveel km de auto met 1 liter kan rijden.
Slide 25 - Tekstslide
Een elektrische grasmaaier werkt met een accu van 14,4 V. De accu levert een stroom van 3,20 A. Bereken het vermogen.
gegeven
gevraagd
uitwerking
Slide 26 - Tekstslide
Door een weerstand van 12,0 Ω loopt een stroom van 1,30 A. Bereken de spanning over de weerstand.
gegeven
gevraagd
uitwerking
Slide 27 - Tekstslide
Een elektrische auto heeft een motor van 72 kW. De accu's leveren 160 V. Bereken de stroomsterkte die de accu's leveren.
Slide 28 - Tekstslide
Een AA-batterij kan maximaal 13,5 kJ energie leveren. Ik wil hem gebruiken voor een zaklampje. Dat zaklampje moet 42 uur kunnen branden. Bereken hoe groot het vermogen (in W) in van het lampje mag zijn.