Demonstrative pronouns

wie?
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Word Order
timer
1:00
We
at the canteen
eat
lunch
most days
1 / 19
volgende
Slide 1: Sleepvraag
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

wie?
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Word Order
timer
1:00
We
at the canteen
eat
lunch
most days

Slide 1 - Sleepvraag

wie?
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Word Order
timer
1:00
We
in the park
go
roller-skating
every Saturday

Slide 2 - Sleepvraag

Word Order
who
does
what
where
when

Slide 3 - Sleepvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
Word Order
I
last week
a blue shirt
in the shop
bought

Slide 4 - Sleepvraag

wie?
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Word Order
timer
1:00
I
last week
a blue shirt
in the shop
bought

Slide 5 - Sleepvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
Word Order
Carolyn
in summer
walking
on the beach
enjoys

Slide 6 - Sleepvraag

wie?
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Word Order
timer
1:00
I
love to go
running
in the park
every saturday

Slide 7 - Sleepvraag


Demonstrative Pronouns
(Aanwijzend Voornaamwoorden)

Slide 8 - Tekstslide

Demonstrative pronouns

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer gebruik je welk aanwijzend voornaamwoord?
Om te beslissen welk aanwijzend voornaamwoord je wanneer moet gebruiken moet je jezelf de volgende vragen stellen:
1. Is het ding dichtbij of ver weg?
2. Is het ding enkelvoud of meervoud?

Slide 10 - Tekstslide

Dichtbij
Ver weg
Enkelvoud
Meervoud
This
That
These
Those

Slide 11 - Sleepvraag

Use: this, these, that, those:

I want .... books over there.
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 12 - Quizvraag

this, that, these, those

... colours look beautiful on you!
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 13 - Quizvraag

.... is your pen over there on the desk.
.... is my pen here
A
This, This
B
That, That
C
This, That
D
That, This

Slide 14 - Quizvraag

What are all those cars doing over there?
A
correct
B
incorrect

Slide 15 - Quizvraag

How did you get these jacket?
A
correct
B
incorrect

Slide 16 - Quizvraag

Where are you going on holiday those year?
A
correct
B
incorrect

Slide 17 - Quizvraag

Where are you going on holiday those year?
A
correct
B
incorrect

Slide 18 - Quizvraag

Tekst
this
that
these
those
enkelvoud
dichtbij
meervoud
dichtbij
enkelvoud
Verweg
meervoud
Verweg

Slide 19 - Sleepvraag