Present simple / continuous

Herhaling Present
Present simple
Present continuous
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Present
Present simple
Present continuous

Slide 1 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
Present simple
Present continuous
Bij gewoontes, dingen die we met regelmaat doen, feiten. (GiRaF.)
Nu / op dit moment bezig
Doel: je kunt vertellen over je gewoontes en wat je nu aan het doen bent.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present simple?

We gebruiken de present simple als we het hebben over:
- feiten,
- gewoonten,
- en dingen die we met regelmaat doen.

- This book has a red color. (feit)
- Bart always bites his nails. (gewoonten)
- These kids often play with each other. (regelmatigheid)




Slide 4 - Tekstslide

S.h.it. regel:
W voegen een -s toe als je een werkwoord gebruikt bij he, she of it. Je kunt dit onthouden met de shit-regel. In het woord shit zit namelijk She, He en IT:

- she --> she swims fast.
- he --> he swims fast.
- it --> it swims fast.

In alle andere gevallen (I,you,we,they) gebruik je gewoon het hele werkwoord (ook wel de stam genoemd) namelijk: swim (dus zonder -s)

Slide 5 - Tekstslide

let op bij: to be en to have

Slide 6 - Tekstslide

De regels!
Positive (bevestigend)
Negative (ontkennend)
Question (vragend)
I/you/we/they dance
I/you/we/they don't dance
Do I/you/we/they dance?
He/she/it dances
He/she/it doesn't dance
Does he/she/it dance?
hele ww + soms s
don't/doesn't + hele ww (GEEN s meer)
do/does + hele ww

Present Simple

Slide 7 - Tekstslide

Signaalwoorden (present simple)
Sometimes Never Often Regularly Every Usually Seldom Always

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Present Continuous
  • De present continuous is een vorm van de tegenwoordige tijd.
  • Je gebruikt de present continuous bij gebeurtenissen die: nu bezig of nu aan de gang zijn

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De regels!
Positive (bevestigend)
Negative (ontkennend)
Question (vragend)
I am dancing
I am not dancing
Am I/you/we/they dancing?
He/she/it is dancing
He/she/it isn't dancing
Is he/she/it dancing?
You/we/they are dancing
You/we/they are not dancing
Are you/we/they dancing?
Present Continuous

Slide 13 - Tekstslide

Signaalwoorden present continuous
Now, at the moment, 'Listen!', 'Look!'

Slide 14 - Tekstslide

De stappen:
1. Zie ik een signaalwoord staan? Ken de signaalwoorden dus!
2. Nee? Niet opgeven! Gaat het over GiRaF of nu?
3. Ja? Dan moet je de juiste vorm invullen. Dit moet je oefenen en leren!

Een oefening .....

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Present simple
Present continuous
Shit regel
I/you/we/they = infinitief
werkwoord met -ing
De vormen van to be: am/are/is

Slide 17 - Sleepvraag

present simple
Present continuous
1. She is working right now.
2. She bakes cookies in her oven.
3. They show her a videoclip.
4. He is drawing a picture

Slide 18 - Sleepvraag

‘She (see) Tim again today.’ It is their anniversary.

Slide 19 - Open vraag

´The library (close) at 6pm every day and I have four books to return before they fine me!

Slide 20 - Open vraag

I'm going to be late! ´This train (arrive) in Chicago at 3 pm.’

Slide 21 - Open vraag

The train (go) to Eindhoven twice an hour.

Slide 22 - Open vraag

Mum (walk) the dog every morning.

Slide 23 - Open vraag

Welke zin is juist?
A
They are bake cookies.
B
They're bakeing cookies.
C
They are baking cookies.
D
They're bake cookies.

Slide 24 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
He rides him bike to school every day.
B
He rides his bike to school every day.
C
He ride his bike to school every day.
D
He ride him bike to school every day.

Slide 25 - Quizvraag

Welke zin is in de present continuous?
A
I am working at the Praxis
B
They work at the Praxis
C
She works at the Praxis
D
Michelle is work at the Praxis

Slide 26 - Quizvraag

She drives a car.
Deze zin staat in de?
A
present continuous
B
present simple

Slide 27 - Quizvraag

Welke zin staat in de present continuous
A
She is typing a report.
B
She's type a report
C
She types a report
D
She type a report

Slide 28 - Quizvraag

Zet in Present continuous:
He makes a cake.
Let op hoofdletter en punt

Slide 29 - Open vraag

Welke ontkennende zin staat in de present simple?
A
I not work at a bank.
B
I works not at a bank.
C
I don't work at a bank.
D
I doesn't work at a bank.

Slide 30 - Quizvraag

Welke ontkennende zin staat in de present simple?
A
She walks not with her dog.
B
She not walks with her dog.
C
She doesnt walk with her dog.
D
She walk doesnt with her dog.

Slide 31 - Quizvraag

Dit was het einde van de les.

Slide 32 - Tekstslide

Welke tijd is hier gebruikt: de present simple of de present continuous? Sleep de zinnen naar de juiste tijd. 
Present simple 
Present continuous
I sing every day. 
I am singing right now. 
Water boils at 100 *C.
He likes pizza. 
I am playing a game.
He is sleeping at the moment. 
He likes to dance.
I am dancing. 

Slide 33 - Sleepvraag

Present Simple or Continuous?
Look! He ___ (leave) the house.

Slide 34 - Open vraag

Present Simple or Continuous?
She usually ___ (walk) to school.

Slide 35 - Open vraag

Present Simple or Present Continuous?
Ronald ___ (put) food in the oven right now.

Slide 36 - Open vraag

Present Simple or Present Continuous?
My dad ___ (not work) in the office every day.
(Geen afkorting gebruiken!)

Slide 37 - Open vraag

Present Simple or Present Continuous?
My dad ___ (not solve) a crossword puzzle every day.
(Geen afkorting gebruiken!)

Slide 38 - Open vraag

Present simple & present continuous
Look! That girl ..... (skate) really well.

Slide 39 - Open vraag

Present Simple / Present Continuous

Jack ____ (not like) walking home in the rain. (geen afkorting)

Slide 40 - Open vraag

Present Simple / Present Continuous

Where ___ you ___ (stay) at the moment?

Slide 41 - Open vraag

present simple & present continuous

We usually .... (try) to eat healthy.

Slide 42 - Open vraag

I understand the difference between the Present Simple & Present Continuous ....
A
perfectly!
B
quite well, need to study a bit more
C
not really, I need to study a lot
D
not at all! Can you help me?

Slide 43 - Quizvraag