Signaalwoorden

tekst begrijpen
n
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

tekst begrijpen
n

Slide 1 - Tekstslide

Tekst begrijpen
betrouwbaarheid
signaalwoorden/tekstverbanden,
standpunt/argumenten,
hoofdgedachte



Slide 2 - Tekstslide

Betrouwbaarheid
betrouwbaar: bronnen van overheidsinstanties, bekende kranten en tijdschriften en van wetenschap en onderwijs.

Vaak minder betrouwbaar: bronnen op commerciële websites of sociale media.


Slide 3 - Tekstslide

Betrouwbaar?
• Is de informatie actueel?
• Is het doel jou te informeren? ( en niet iets verkopen)
• Is er een plaatsingsdatum of wijzigingsdatum?
• Wordt informatie gegeven over wie de organisatie, schrijver of maker is en eventueel over hoe je die kunt bereiken?
• Correct taalgebruik en spelling? 


Slide 4 - Tekstslide

Tekstverbanden
Signaalwoorden geven verbanden aan tussen zinnen, tekstdelen en alinea's. Er zijn verschillende verbanden en daar horen verschillende signaalwoorden bij. 




Slide 5 - Tekstslide

Signaalwoorden
  • Volgorde: eerst - dan - vervolgens/ ten eerste - ten tweede, voordat, nadat
  • Reden/argument: want, daarom, omdat, namelijk, vanwege
  • Oorzaak-gevolg: daardoor, doordat, zodat, het gevolg is, dus
  • Tegenstelling: maar, hoewel, daarentegen, toch, in plaats van

Slide 6 - Tekstslide

Signaalwoorden
  • Opsomming: en, ook, zowel, eveneens, tevens, daarnaast
  • Conclusie: dus, vandaar, dan ook, kortom, dat betekent
  • Vergelijkging: zoals, als, net als, in vergelijking met
  • Samenvatting: samenvattend, kortom

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
Fleur gaat niet naar school, omdat het regent. 

'Omdat' --> signaalwoord van reden. 
'Het regent' is dus de reden dat Fleur niet naar school gaat 

Slide 8 - Tekstslide

Volgorde:
Eerst zet je de borden op tafel. Dan leg je het bestek naast de borden. Zet vervolgens de servetten op de borden.

Slide 9 - Tekstslide

Reden/argument
Maak snel de bestelling af, want die wordt zo opgehaald.

De sportschool verhuist naar een nieuw gebouw. Daarom zijn we komende week gesloten.

Slide 10 - Tekstslide

Oorzaak-gevolg
Groene zeep is meestal niet geparfumeerd. Daardoor heeft deze zeep een typische, eigen geur.

Verschillende machines werken niet doordat de stroom is uitgevallen.

Slide 11 - Tekstslide

Tegenstelling
Zonneallergie is vervelend, maar niet ernstig.
  
Hoewel u me had gezegd dat het loon binnen een maand op mijn rekening zou staan, heb ik het nog steeds niet ontvangen.

Slide 12 - Tekstslide

Conclusie
Het wordt morgen warm, dus je zult geen jas nodig hebben.
  
Het wordt morgen warm, je zult dan ook geen jas nodig hebben.

Slide 13 - Tekstslide

Vergelijking
De toets wordt net als de vorige klassikaal gemaakt.  

Zoals mijn moeder vroeger kookte, zo doe ik het nu ook.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de functie van het signaalwoord 'maar'?

Ik wil graag naar de stad, maar ik heb geen tijd.
A
voorbeeld
B
volgorde
C
tegenstelling
D
voorwaarde

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de functie van 'dus'?
Ik wil een goed cijfer, dus ik ga hard leren
A
reden
B
verklaring
C
conclusie
D
opsomming

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de functie van 'omdat'?
Ik heb een goed cijfer, omdat ik goed geleerd heb.

A
verklaring
B
reden
C
tegenstelling
D
opsomming

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de functie van 'daardoor' ?
Het heeft gesneeuwd, daardoor rijden er geen treinen.
A
oorzaak-gevolg
B
doel-middel
C
tegenstelling
D
verklaring

Slide 18 - Quizvraag

Standpunt/stelling
Een standpunt of stelling is een uitspraak of bewering over een bepaald onderwerp

Slide 19 - Tekstslide

Standpunt/stelling
Standpunt onderbouwen met argumenten -->('want’: ….).

Of: begin met  argumenten en redeneer dan naar conclusie (= zijn standpunt), (‘dus’:…).

Slide 20 - Tekstslide

Standpunt beargumenteren
• voorbeelden;
• feiten;
• voor- en nadelen;
• vergelijkingen;
• gezaghebbende bronnen (autoriteiten);
• gevolgen.


Slide 21 - Tekstslide

Hoofdgedachte:
Antwoord op de vraag:' waar gaat de tekst over?' in één zin gezet.  --> dus niet perse de titel! --> hele tekst lezen

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdgedachte bepalen:
- de titel,
- de inleiding,
- het slot,
- belangrijkste zinnen van het middenstuk.

Slide 23 - Tekstslide