H3

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 3.1
1. Je kunt uitleggen wat er wordt bedoeld met de arbeidsmarkt
2. Je kunt vertellen hoe je aan werk kan komen, waarbij je gebruik maakt van de begrippen
vacature, solliciteren en Curriculum Vitae (CV).
3. Je kunt uitleggen waarom voor veel werk (blijvend) scholing nodig is
4. Je kunt uitleggen waarom arbeidsdeling nuttig kan zijn
5. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een deeltijdbaan en voltijdbaan
6. Je kent de Engelse begrippen van een deeltijdbaan en voltijdbaan
7. Je kunt rekenen met FTE
8. Je kunt gegevens aflezen uit een cirkeldiagram en staafdiagram

Slide 2 - Tekstslide

Wie heeft al een betaalde baan?
Ja
Nee

Slide 3 - Poll

Veel voorkomende bijbanen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Hoe kom je aan een baan?
Vacature - een baan waarvoor iemand wordt gezocht
Solliciteren - Je laat een bedrijf weten dat je een baan wilt
Curriculum Vitae (CV) - Een overzicht van wat je gedaan hebt: je opleiding en je werkervaring

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Op school is geen arbeidsverdeling
Klopt (juist)
Klop niet (onjuist)

Slide 9 - Poll

Arbeidsverdeling leidt tot saaie banen
Ja
Nee

Slide 10 - Poll

Slide 11 - Tekstslide

Als je voltijd werkt in het onderwijs, wordt er van je verwacht dat je 42,5 uur werk. Dat is normaal voor een voltijdbaan.
Ja
Nee

Slide 12 - Poll

Rekenen met FTE
1 FTE = 1 Voltijdbaan
1 FTE = 5 dagen werken
0,1 FTE = halve dag werken
0,2 FTE = 1 dag werken




Slide 13 - Tekstslide

Mevrouw Stolk werkt 0,6 FTE. Hoeveel dagen werkt zij?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 14 - Quizvraag

Meneer Burghoorn werkt 0,4 FTE. Hoeveel dagen werkt hij?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 3.1
1. Je kunt uitleggen wat er wordt bedoeld met de arbeidsmarkt
2. Je kunt vertellen hoe je aan werk kan komen, waarbij je gebruik maakt van de begrippen
vacature, solliciteren en Curriculum Vitae (CV).
3. Je kunt uitleggen waarom voor veel werk (blijvend) scholing nodig is
4. Je kunt uitleggen waarom arbeidsdeling nuttig kan zijn
5. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een deeltijdbaan en voltijdbaan
6. Je kent de Engelse begrippen van een deeltijdbaan en voltijdbaan
7. Je kunt rekenen met FTE
8. Je kunt gegevens aflezen uit een cirkeldiagram en staafdiagram

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 3.2
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen een werknemer, een werkgever en een ZZP-er
  • Je kunt uitleggen wat een arbeidsovereenkomst is
  • Je kunt 4 onderdelen uit een arbeidsovereenkomst opnoemen en uitleggen wat die
  • onderdelen inhouden
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen een vaste baan en een tijdelijke baan
  • Je kunt uitleggen wat een flexibele baan inhoudt
  • Je kunt uitleggen wat werken via een uitzendbureau inhoudt

Slide 21 - Tekstslide

Iemand die eigen baas is en géén werknemers in dienst heeft, noemen wij een ZZP-er. Dat is een afkorting voor Zelfstandige Zonder Personeel.

Slide 22 - Tekstslide

Arbeidsovereenkomst
De afspraak dat een werknemer in loondienst komt werken bij een werkgever.
Wat staat daar in?
  1. - Wat een werknemer moet doen
  2. - Of het om een vast/tijdelijk of flexibel contract gaat
  3. - Welke arbeidsvoorwaarden er gelden
  4. - Hoelang de proeftijd is
  5. - Hoelang de opzegtermijn is

Slide 23 - Tekstslide

De opzegtermijn is de tijd tussen het moment waarop je ontslag neemt of krijgt en de einddatum van je baan

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

In een arbeidsovereenkomst kan het volgende staan:
A
hoeveel uur je gaat werken
B
Wat je gaat verdienen
C
Hoeveel vakantiedagen je hebt
D
Of het om een vaste of tijdelijke baan gaat

Slide 26 - Quizvraag

Uitzendbureau
Een uitzendbureau helpt mensen die werk nodig hebben aan werk. Deze mensen (uitzendkrachten) werken niet bij het uitzendbureau zelf, maar tijdelijk bij een ander bedrijf en worden betaald door het uitzendbureau.

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 3.2
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen een werknemer, een werkgever en een ZZP-er
  • Je kunt uitleggen wat een arbeidsovereenkomst is
  • Je kunt 4 onderdelen uit een arbeidsovereenkomst opnoemen en uitleggen wat die
  • onderdelen inhouden
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen een vaste baan en een tijdelijke baan
  • Je kunt uitleggen wat een flexibele baan inhoudt
  • Je kunt uitleggen wat werken via een uitzendbureau inhoudt

Slide 28 - Tekstslide

Leer- en maakwerk
  • Lees de leertekst van paragraaf 3.1 en 3.2
  • Maak opgave 2-4, 8-12, 18-25 en kijk dit na
  • Leer de begrippen van paragraaf 3.1 en 3.2, van begrip naar omschrijving en andersom (blz. 87)
  • Leer de samenvatting van paragraaf 3.1 en 3.2 (blz. 86)
  • Leer de aantekening over rekenen met FTE, ZZP-er en de 5 onderdelen van een arbeidsovereenkomst  (zie PDF
  • LessonUp)

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 3.3
  • Je kunt uitleggen wat een bedrijfstak inhoudt
  • Je kunt uitleggen wat de afkorting CAO betekent
  • Je kunt uitleggen welke 2 partijen een CAO afsluiten
  • Je kunt uitleggen wat een CAO inhoudt
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen brutoloon en nettoloon
  • Je kunt uitleggen wat er wordt bedoeld met het begrip inhoudingen en uit welke 2 onderdelen deze bestaat
  • Je kunt met de gegeven informatie het nettoloon uitrekenen
  • Je kunt uitleggen wat het minimumloon/minimumjeugdloon inhoudt
  • Je kunt 2 wetten opnoemen die jou als werkgever kunnen beschermen en uitleggen wat die wetten inhouden

Slide 31 - Tekstslide

Een cao wordt afgesloten door 2 partijen: de werkgevers én de werknemers

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Joris heeft een uurloon van € 12,50 en heeft 32 uur gewerkt. Hij betaalt €115,- aan loonbelasting en € 68,- aan sociale premies. Bereken het nettoloon van Joris.

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide

Rekenen met minimumloon

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 3.3
  • Je kunt uitleggen wat een bedrijfstak inhoudt
  • Je kunt uitleggen wat de afkorting CAO betekent
  • Je kunt uitleggen welke 2 partijen een CAO afsluiten
  • Je kunt uitleggen wat een CAO inhoudt
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen brutoloon en nettoloon
  • Je kunt uitleggen wat er wordt bedoeld met het begrip inhoudingen en uit welke 2 onderdelen deze bestaat
  • Je kunt met de gegeven informatie het nettoloon uitrekenen
  • Je kunt uitleggen wat het minimumloon/minimumjeugdloon inhoudt
  • Je kunt 2 wetten opnoemen die jou als werkgever kunnen beschermen en uitleggen wat die wetten inhouden

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 3.4
  • Je kunt uitleggen wat het betekent als je je werkloos bent
  • Je kunt opnoemen aan welke 3 voorwaarden je moet voldoen om officieel werkloos te zijn
  • Je kunt uitleggen wat het betekent als je ontslagen wordt
  • Je kunt uitleggen waarom iemand die ontslag wilt nemen vaak niet per direct kan stoppen
  • Je kunt uitleggen wat het UWV is en op welke 2 manieren het UWV je kan helpen na ontslag
  • Je kunt uitleggen wat voor invloed technologische ontwikkelingen op de arbeidsmarkt kan hebben
  • Je kunt gegevens aflezen uit een lijndiagram

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

= overheidsinstelling

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 3.4
  • Je kunt uitleggen wat het betekent als je je werkloos bent
  • Je kunt opnoemen aan welke 3 voorwaarden je moet voldoen om officieel werkloos te zijn
  • Je kunt uitleggen wat het betekent als je ontslagen wordt
  • Je kunt uitleggen waarom iemand die ontslag wilt nemen vaak niet per direct kan stoppen
  • Je kunt uitleggen wat het UWV is en op welke 2 manieren het UWV je kan helpen na ontslag
  • Je kunt uitleggen wat voor invloed technologische ontwikkelingen op de arbeidsmarkt kan hebben
  • Je kunt gegevens aflezen uit een lijndiagram

Slide 46 - Tekstslide

Leer- en maakwerk
  • Lees de leertekst van paragraaf 3.3 en 3.4
  • Maak opgave 28, 30a, 32-37, 40-41, 43, 45-47, 50, 52-55  en kijk dit na
  • Leer de begrippen van paragraaf 3.3 en 3.4, van begrip naar omschrijving en andersom (blz. 87)
  • Leer de samenvatting van paragraaf 3.3 en 3.4 (blz. 86)

Slide 47 - Tekstslide