2.2 kgt + 4 bb Televisie en Radio

 TV en Radio 
2.2 kader
4 Basis
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

 TV en Radio 
2.2 kader
4 Basis

Slide 1 - Tekstslide

4 soorten tv & radio zenders
  • publieke omroepen
  • commerciële omroepen
  • regionale en lokale omroepen
  • internationale omroepen

Slide 2 - Tekstslide

Publieke omroepen
Ontstaan begin 1900 toen er alleen nog radio was
Zendtijd verdeeld over zuilen:
  • katholiek - KRO
  • christelijk - NCRV
  • socialistisch - VARA
1950 NOS: omroepen gaan meer samenwerken
na 1960 meer omroepen: TROS - EO - BNN - MAX 

Slide 3 - Tekstslide

Publieke omroepen
Een publieke omroep heeft leden. Voldoende leden betekent zendtijd. 
Overheid geeft financiële steun: eis is dat deel van programma's culturele en informatieve inhoud heeft voor een breed publiek.
Dit staat in de Mediawet.

Slide 4 - Tekstslide

Commerciële omroepen
Willen winst maken; geld verdienen met het maken van programma's. Hebben geen leden; zijn dus bedrijven. 
1989 RTL, daarna SBS - RTL7 - NET5 - MTV - Sky radio - Radio 538 en Q-music.
Een commerciele zender verkoopt reclamezendtijd aan bedrijven om programma's te kunnen maken. 
Ze mogen zelf weten wat voor programma's ze uitzenden. 

Slide 5 - Tekstslide

Commerciële omroepen
Commerciële omroepen hebben dus eigen inkomsten en krijgen geen overheidsgeld. 
Kijkcijfers zijn belangrijk. 
Natuurlijk maakt een commerciële omroep programma's voor hun eigen doelgroep.  

Slide 6 - Tekstslide

Regionaal

Veel regionale en lokale omroepen met nieuws uit de regio of plaatselijk: geld uit reclame en subsidies. 
TV Oost 
Internationaal

Zenders die zich richten op meer landen tegelijk.
CNN - Discovery Channel 
National Geographic

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Commerciële zenders krijgen geld van de overheid.
2. Vooral publieke omroepen zenden veel reclame uit.

A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 9 - Quizvraag

Welke hoort er niet bij?

Slide 10 - Poll

COMMERCIEEL
PUBLIEK

Slide 11 - Sleepvraag

Opdracht
Kader: Maken de vragen 15, 17 t/m 20  
Basis: Maken vragen 5, 7 t/m 9

Slide 12 - Tekstslide