• De student kan beschrijven wat een psychose is.
• De student kan uitleggen wat schizofrenie is, kan de symptomen herkennen en benoemen en de belangrijkste verpleegkundige interventies beschrijven.
• De student kan het ontstaan en verloop van schizofrenie beschreven.
• De student kent het verschil tussen positieve & negatieve symptomen en kan bij elk ook minimaal 3 voorbeelden benoemen.
• De student kan verschillende oorzaken benoemen die een bijdrage leveren aan het ontstaan van schizofrenie.
• De student kan een korte beschrijving geven van een schizoaffectieve stoornis, een korte psychotische stoornis & een waanstoornis en kan het verschil tussen deze stoornissen benoemen.