R3T9 teksten met een mening

H3.12 Lezen - teksten met een mening
Nederlands
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3.12 Lezen - teksten met een mening
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Doel deze les
  • Oefenen met feit, mening en argument
  • Je weet wat het verschil is tussen objectieve en subjectieve teksten
  • Je weet wat een tegenargument is
  • Je weet hoe je een tegenargument ontkracht

Slide 2 - Tekstslide

Feiten en meningen
Feiten zijn echt waar en kan je controleren.
Over feiten is geen discussie mogelijk.
Feiten zijn objectief.

Meningen gaan over wat iemand ergens van vindt.
Meningen geven een oordeel of gevoel weer.
Meningen zijn subjectief.

Slide 3 - Tekstslide

Feiten en meningen het verschil in het kort:
Feit
- Controleerbaar.
- Iets dat waar is.
- Je kunt opzoeken of controleren of het echt zo is.

Mening
- Persoonlijk.
- Iets waar je het wel of niet mee eens bent.
- Je kunt erover nadenken wat je er zelf van vindt.

Slide 4 - Tekstslide

Argumenten
Een mening is wat iemand van iets of iemand vindt. Om zijn mening goed duidelijk te maken en lezers over te halen of te overtuigen, gebruikt een schrijver argumenten. Dat zijn redenen waarom je iets vindt.

Voorbeeld: Tijdens de schooltijden moeten mobiele telefoons in de kluisjes worden opgeborgen (mening), want te veel leerlingen kunnen zich niet concentreren met hun mobiele telefoon in de buurt (argument).

Slide 5 - Tekstslide

Even oefenen
met feiten, meningen en argumenten

Slide 6 - Tekstslide

Sleep het feit of de mening naar het juiste vakje
Feit
Mening
Het is in ons lokaal nu 19 graden Celsius.
Ik vind het hier lekker warm.
Het is hier ijskoud!
Ik heb gewoon kippenvel!

Slide 7 - Sleepvraag

Veel dunne mensen hebben mijns inziens een eetprobleem.
In het reglement staat: 'Ben je te laat, meld je dan bij de conciërge.'
Merijn leest nooit de boeken die zijn moeder uit de bibliotheek haalt.
Mark had precies een half uur nodig om zijn haar in model te brengen.
Ali vindt dat Gouda een grote stad is.
feit
feit
feit
mening
mening

Slide 8 - Sleepvraag

Feit, mening of argument?

Hij praat heel snel.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 9 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

Eindhoven telt 220.000 inwoners.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 10 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

Koken is moeilijk.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 11 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

Want je moet zoveel dingen tegelijk doen.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 12 - Quizvraag

Feit, mening, of argument?

Online les is saai.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quizvraag

Feit, mening of argument?

Omdat ik morgen naar de tandarts moet.
A
Feit
B
Mening
C
argument

Slide 14 - Quizvraag

Een ....... kan je controleren
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 15 - Quizvraag

Overtuigende teksten
In een overtuigende tekst, of betoog, laat de schrijver duidelijk weten wat zijn mening is. Hij vertelt wat hij van het onderwerp vindt en hoopt dat jij het met zijn mening eens bent.

Voorbeelden van overtuigende teksten: beoordeling, ingezonden brief, folder, artikel in een krant of tijdschrift.

Slide 16 - Tekstslide

Indeling betoog
Een betoog heeft meestal een driedeling:

  1. inleiding:    de schrijver formuleert zijn mening
  2. kern:              hij geeft argumenten voor zijn mening
  3. slot:                hij trekt een conclusie of vat het belangrijkste
                             samen

Slide 17 - Tekstslide

Objectieve en subjectieve teksten
Je hebt nu geleerd dat een tekst feiten of meningen kan bevatten.
Een tekst is objectief of subjectief.
Objectieve tekst
Subjectieve tekst
feiten
mening van de schrijver
informerende, uiteenzettende teksten
aansporende, activerende teksten
verschillende meningen van anderen
veel argumenten ter overtuiging

Slide 18 - Tekstslide

Meningen in teksten
Meningen kunnen op verschillende manieren in teksten zijn verwerkt.
  1. De schrijver brengt zijn eigen mening naar voren. SUBJECTIEVE TEKST
  2. De schrijver geeft niet zijn eigen mening, maar beschrijft wel de mening(en) van anderen en de lezer kan daarna zijn eigen mening vormen. OBJECTIEVE TEKST
  3. De schrijver beschrijft de mening(en) van anderen en voegt daar zijn eigen mening aan toe; hij reageert op de mening(en) van anderen. SUBJECTIEVE TEKST

Let op!
Alleen als de eigen mening van de schrijver in de tekst staat, is de tekst subjectief.

Slide 19 - Tekstslide

Tegenargumenten
Als iemand het niet eens is met het argument, kan hij een tegenargument gebruiken.

Voorbeeld: Het opbergen van mobiele telefoons in kluisjes vind ik geen goede oplossing (mening), want leerlingen moeten zelf de verantwoordelijkheid nemen (tegenargument).

Slide 20 - Tekstslide

Bedenk een tegenargument. (Ontkracht het standpunt.)

Mijn buurvrouw moet in alle hoofdsteden een eigen straatnaam krijgen. Zij kan namelijk voortreffelijk koken en brengt ons ook vaak een maaltijd.


Slide 21 - Open vraag

Bedenk een weerlegging. (Ontkracht het argument.)

Koning Willem moet een eigen straatnaam krijgen. Hij is namelijk een voorbeeld voor iedereen in Nederland.


Slide 22 - Open vraag

Justin: Als je niet van geweld houdt, kun je de film Fury beter niet kijken. Deze film zit bomvol gewelddadige scenes.

Hailey: Zoveel gewelddadige scenes zijn het nou ook weer niet. Slechts in 5 van de 200 minuten wordt er gevochten.


A
Hailey geeft een tegenargument.
B
Hailey geeft een weerlegging.

Slide 23 - Quizvraag

Ludo: Omdat er helemaal geen alcoholische versnaperingen zijn, vind ik Iran geen geschikt vakantieland voor levensgenieters.

Janine: Als je de juiste kanalen kent, kun je er heus wel bier en wijn kopen.
A
Janine geeft een tegenargument.
B
Janine geeft een weerlegging.

Slide 24 - Quizvraag

Sonny: Ik vind dat de leeftijdgrens om alcohol te mogen drinken beter weer naar 16 jaar kan. Het verbod wordt toch op grote schaal ontdoken.



Gregory: Alcohol drinken is voor jongeren van 16 extreem schadelijk voor de nog groeiende hersenen. 
Jaydi: Volgens de laatste cijfers houdt 80% van alle zestienjarigen zich netjes aan de regel.
Weerlegging
Tegenargument
Sorelis: Mijn zusje van 16 is het nog niet gelukt om aan alcohol te komen. 

Slide 25 - Sleepvraag

Aan de slag
Maken opdracht 1 en 2, blz. 152 t/m 156
Dit doe je in stilte
Als je een vraag hebt dan steek je je vinger op en beantwoord ik de vraag
Je krijgt hier 20 minuten voor
Daarnaar klassikaal nakijken
Huiswerk opdracht 1 en 2 van blz.153 tm 165

Slide 26 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Subjectief argument
Objectief argument
Tegenargument
Hoofdgedachte
Kernzin

Slide 27 - Tekstslide

Doel deze les
Je weet wat het deelonderwerp is en hoe je het kunt vinden
Je weet hoe het je een tussenkopje maakt en waar je dit plaatst
Maken aantekeningen in schrift
Nakijken huiswerk
Lezen tekst uit boek en vragen beantwoorden

Slide 28 - Tekstslide

Waaruit bestaat een tekst?
Uit welke delen bestaat een tekst?
In welk deel staat de meeste informatie?
 

Slide 29 - Tekstslide

Deelonderwerp
Het middenstuk bestaat uit meerdere alinea's, elk met een eigen onderwerp. Waar elke alinea over gaat, noemen we het deelonderwerp
De deelonderwerpen belichten verschillende kanten van het onderwerp

Slide 30 - Tekstslide

Tussenkopje
Als je weet wat het deelonderwerp is, kun je ook een tussenkopje boven de alinea bedenken (inleiding krijgt nooit een tussenkopje)

Slide 31 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Pak blz. 153 t/m 156 voor je

Slide 32 - Tekstslide

Wat ga je nu doen?
Maken opdracht 3.13 blz. 156/157
Dit doe je in stilte
Over tien minuten kijken we eerste vragen na
Ben je klaar? Ga verder met opdracht 4 blz. 159

Slide 33 - Tekstslide