Nederlands Werkwoordspelling oefenen voor de toets

Welkom bij Nederlands
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Magister
Kan iedereen nu in Magister?
Wie kan Magister niet in de app openen?

Slide 2 - Tekstslide

Is je telefoon in de kluis?

Zo niet, leg hem dan even op mijn bureau.

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • Oefenen voor de toets

  • Alles doornemen voor de toets

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf mee...
Noteer alles wat jij wilt onthouden voor je toets.

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm in de t.t.
Ik (spelen) bijna nooit games.

Slide 6 - Open vraag

Wat is de betekenis van abstract?
A
niet tastbaar, zonder vaste of bekende vorm
B
in staat tot iets
C
gevolg, uitwerking
D
commentaar

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de betekenis van feedback?
A
niet tastbaar, zonder vaste of bekende vorm
B
commentaar
C
gevolg, uitwerking
D
in staat tot iets

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de betekenis van een proloog?
A
voorwoord
B
commentaar
C
in delen scheiden
D
mening

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de betekenis van een substantie?
A
voorwoord
B
mening
C
hoe vaak iets voorkomt
D
stof waaruit een voorwerp of massa bestaat, kern

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de betekenis van een effect?
A
voorwoord
B
gevolg, uitwerking
C
commentaar
D
hoe vaak iets voorkomt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de betekenis van een frequentie?
A
voorwoord
B
gevolg, uitwerking
C
hoe vaak iets voorkomt
D
mening

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de betekenis van een strategie?
A
voorwoord
B
gevolg, uitwerking
C
hoe vaak iets voorkomt
D
plan of manier om iets te bereiken

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de betekenis van verifiëren?
A
onderzoeken of iets waar is
B
gevolg, uitwerking
C
hoe vaak iets voorkomt
D
plan of manier om iets te bereiken

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de betekenis van articuleren?
A
onderzoeken of iets waar is
B
duidelijk uitspreken
C
hoe vaak iets voorkomt
D
plan of manier om iets te bereiken

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de betekenis van een opinie?
A
onderzoeken of iets waar is
B
duidelijk uitspreken
C
hoe vaak iets voorkomt
D
mening

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de betekenis van ontleden?
A
in staat tot iets
B
in delen scheiden
C
hoe vaak iets voorkomt
D
mening

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de betekenis van roteren?
A
uitlopen
B
verdelen
C
nakijken
D
omdraaien

Slide 18 - Quizvraag

Maak een goede zin met het woord roteren waarin je de betekenis uitlegt

Slide 19 - Open vraag

Wat is de betekenis van realistisch?
A
iets dat echt is
B
iets dat niet echt is
C
iets dat fantasie is
D
iets dat mooi is

Slide 20 - Quizvraag

Maak een goede zin met het woord realistisch waarin je de betekenis uitlegt

Slide 21 - Open vraag

Wat is de betekenis van evalueren?
A
samenvatten
B
iets goed bekijken
C
iets mooier maken dan het is
D
iets anders doen dan mag

Slide 22 - Quizvraag

Maak een goede zin met het woord evalueren waarin je de betekenis uitlegt

Slide 23 - Open vraag

Hoe schrijf je de afkorting van enzovoort?
A
enz
B
ENZ
C
enz.

Slide 24 - Quizvraag

Welke afkorting is correct geschreven?

aanstaande
A
as
B
a.s.
C
as.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de juiste afkorting van:

door middel van
A
dmv
B
d.m.v.

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de afkorting van?

in plaats van
A
i.p.v.
B
ipv
C
IPV
D
I.P.V.

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de afkorting van?

zie omme zijde
A
z.o.z.
B
zoz
C
z.z.o
D
z.o.z

Slide 28 - Quizvraag

Wat betekent "geld over de balk smijten"?
A
Een bijdrage leveren
B
Geld opleveren
C
Meteen weer uitgeven wat je verdient
D
Geld verspillen

Slide 29 - Quizvraag

Ik heb een gat in mijn hand
A
Ik heb geen geld om uit te geven.
B
Niemand stopt geld in mijn hand.
C
Ik geef te veel geld uit.
D
Ik laat alles uit mijn handen vallen.

Slide 30 - Quizvraag

wat betekent : Tijd is geld ?
A
Als je tijd verprutst, verspil je ook geld.
B
Voor iemand met geld is alles mogelijk.
C
Geld in een hopeloze zaak steken
D
Voor dat geld is hard gewerkt

Slide 31 - Quizvraag

Wat betekent:
Zo groen als gras zijn
A
Je heel erg storen aan iets of iemand
B
Heel onervaren zijn
C
Toestemming krijgen
D
Heel erg jaloers zijn

Slide 32 - Quizvraag

Wat betekent: geld als water verdienen?
A
weinig geld hebben
B
heel veel geld verdienen
C
de waterrekening betalen
D
heel weinig geld uitgeven

Slide 33 - Quizvraag

Welke beeldspraak zie je hier?
A
Zo vies als een varken
B
Zo lui als een varken
C
Zo mooi als een varken
D
Zo pienter als een varken

Slide 34 - Quizvraag

Wat betekent: zo dom als een ezel?
A
alles altijd weten
B
heel erg dom zijn
C
niet meer weten wat je doet
D
heel erg slim zijn

Slide 35 - Quizvraag

Geef een synoniem voor het woord huis in de zin: Het huis van mijn oom ziet er prachtig uit

Slide 36 - Open vraag

Geef een synoniem voor het woord adoreert in de zin:
Johan adoreert zijn buurmeisje.

Slide 37 - Open vraag

Geef een synoniem voor het woord permanent in de zin:
Verblijft hij permanent in Spanje?

Slide 38 - Open vraag

Geef een synoniem voor het woord cipier in de zin:
De cipier houdt niet van kleine ruimtes?

Slide 39 - Open vraag

Geef een synoniem voor het woord bajes in de zin:
Wil jij in een bajes overnachten?

Slide 40 - Open vraag

Wat is een antoniem
A
Twee woorden met dezelfde betekenis
B
Twee woorden die met dezelfde letter beginnen.
C
Twee woorden die het tegenovergestelde betekenen.

Slide 41 - Quizvraag

Wat is het antoniem van zwart?
A
wit
B
grijs
C
geel
D
blauw

Slide 42 - Quizvraag

Wat is het antoniem van lelijk?
A
mooi
B
stom
C
grappig
D
leuk

Slide 43 - Quizvraag

Wat is het antoniem van pessimist?
A
optimist
B
antimist
C
opsimist
D
premist

Slide 44 - Quizvraag

Wat is het antoniem van allochtoon?
A
autochtoon
B
buitenlander
C
binnenlander
D
mens

Slide 45 - Quizvraag

Wat is het antoniem van dapper?
A
bang
B
laf
C
winnaar
D
lelijk

Slide 46 - Quizvraag

Wat is het antoniem van winnen?
A
onnodig
B
gelijk spelen
C
onzeker
D
verliezen

Slide 47 - Quizvraag

Wat is het antoniem van open?
A
dicht
B
anders
C
onzeker
D
blij

Slide 48 - Quizvraag

Wat is het antoniem van dankbaar?
A
dicht
B
anders
C
onzeker
D
ondankbaar

Slide 49 - Quizvraag

Wat is het antoniem van interesse?
A
desbang
B
desinteresse
C
desonzeker
D
desondankbaar

Slide 50 - Quizvraag

Wat is het antoniem van pech?
A
blij
B
mooi
C
geluk
D
dankbaar

Slide 51 - Quizvraag

SUCCES MET DE TOETS!!!

Slide 52 - Tekstslide