§3.2 De kracht van rivieren

§3.2 De kracht van rivieren
Een rivier heeft veel kracht om een dal uit te schuren en sediment mee te nemen naar zee. Hoe werkt een rivier zoals de Rijn?
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§3.2 De kracht van rivieren
Een rivier heeft veel kracht om een dal uit te schuren en sediment mee te nemen naar zee. Hoe werkt een rivier zoals de Rijn?

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  - Herhaling §3.1
  - Leerdoelen
  - Uitleg
  - Video

Slide 2 - Tekstslide

Sleep de begrippen naar de juiste plek.
U-dal
V-dal

Slide 3 - Sleepvraag

Wat zijn sedimenten?
A
Al het gesteente dat op het land is neergelegd.
B
Materiaal dat door water, wind of ijs wordt neergelegd.
C
Veen, zand, klei en basalt.
D
Zand, klei en grind dat in een rivier is neergelegd.

Slide 4 - Quizvraag

Eeuwige sneeuw
Vastgesteente
Morene

Slide 5 - Sleepvraag

Leerdoelen
  • Je kunt de erosie door een rivier beschrijven en een V-dal op een afbeelding herkennen.

  • Je kunt beschrijven waar en hoe een rivier materiaal sedimenteert, afhankelijk van de stroomsnelheid van het water.

  • Je kunt uitleggen wat een stroomgebied is en op welke manier water in een rivier terechtkomt.

  • Je kunt de waterkringloop aan de hand van een afbeelding beschrijven.

Slide 6 - Tekstslide

Bovenloop, middenloop en benedenloop
Bovenloop
De bovenloop ligt aan het begin van de rivier, hoog in de bergen. De rivier stroomt in de bovenloop snel doordat hier veel reliëf (hoogteverschillen) is.
Het snelstromende water kan grote stenen meesleuren, maar ook fijner materiaal zoals zand en klei. Daardoor is er veel erosie en schuren rivieren in hun bovenloop dalen uit. Er ontstaan V-dalen.
Middenloop
In de middenloop van de rivier stroomt het water minder snel. Dit komt omdat hier minder reliëf is. Hier zakt sediment naar de bodem.
Benedenloop
Het laatste deel van de rivier ligt in de benedenloop. Hier komen veel zijrivieren de hoofdrivier in, de monding. De rivier stroomt hier heel langzaam, waardoor er veel sediment afgezet wordt.

Slide 7 - Tekstslide

Het stroomgebied
Het gebied van waaruit water naar een rivier stroomt, noem je het stroomgebied van die rivier.
  • Het water van de Rijn is afkomstig van neerslag en smeltwater van bijv. sneeuw/ijs. De Rijn is een gemengde rivier.
  • Er zijn ook rivieren die alleen smeltwater afvoeren van gletsjers. Dit wordt een gletsjerrivier genoemd. 
  • Er zijn ook regenrivieren. Dit is een rivier alleen neerslag afvoert. Bijv. de Maas.

Slide 8 - Tekstslide

De waterkringloop
"De voortdurende verplaatsing van water, waarbij het water steeds overgaat van de ene toestand (fase) in de andere: vast, vloeibaar en gasvormig."

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Door de warmte van de zon treedt er verdamping op. 
Het water uit oceanen en zeeën stijgt op > hoe hoger de lucht komt, koelt de lucht af. Als de lucht afkoelt gaat de lucht condenseren (er ontstaan waterdruppels > wolken).
Met de wind komen vochtige lucht en wolken boven het land, en kan neerslag gaan vallen. Een deel daarvan blijft in de bergen liggen als sneeuw en ijs. Smelt- en regenwater kunnen de grond in zakken (infiltratie).
Over het land, via rivieren en meren en door de grond (grondwater) stroomt smelt- en regenwater terug naar zee. Een deel van de neerslag die valt, zakt niet de grond in, maar verdampt.

Slide 11 - Tekstslide