In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Nettokracht
Slide 1 - Tekstslide
Krachten meten
Krachten kunnen gemeten worden met behulp van een krachtmeter.
Deze wordt ook wel een veerunster genoemd.
Kracht (F) meet je in Newton (N)
Slide 2 - Tekstslide
Onthoud!
Op alle voorwerpen werkt de zwaartekracht.
De zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde voorwerpen aantrekt.
De zwaartekracht werkt altijd naar beneden.
De zwaartekracht bereken je met de volgende formule:
zwaartekracht = massa × sterkte van de zwaartekracht Fz = m x g (en g is altijd 10!)
Krachten meet je met een krachtmeter of veerunster.
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen: Nettokracht
Je kunt in geval van evenwicht de bijbehorende krachten beschrijven.
Je kunt de netto-kracht/resultante berekenen van krachten die werken op een voorwerp.
Je kunt de wrijvingskracht herkennen als een kracht die tegenwerkt bij een bewegend voorwerp.
Slide 4 - Tekstslide
Evenwicht
In deze situatie houden de krachten elkaar in evenwicht. Ze trekken even hard aan de zak, maar in tegenovergestelde richtingen. Daardoor gebeurt er niets: de zak beweegt niet omhoog en ook niet omlaag.
Fv
Fz
Slide 5 - Tekstslide
Evenwicht
Ook in deze situatie zijn er twee krachten die evenwicht maken.
De spankracht Fs ontstaat doodat het touw wordt uitgerekt.
Fs
Fz
Slide 6 - Tekstslide
Evenwicht
Er is ook een andere kracht die vaak evenwicht maakt met Fz .
Het tafel wordt door de schaal een heel klein beetje ingedrukt. Daardoor ontstaat een kracht die recht omhoog werkt: de normaalkracht (Fn).
Fn
Fz
Slide 7 - Tekstslide
Normaalkracht
Slide 8 - Tekstslide
Kracht in evenwicht
Slide 9 - Tekstslide
Wrijvingskracht bij stilstand
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeeld
Gebruik waar nodig het gegeven dat op aarde geldt:
g = 10 N/kg.
Charlotte is net thuisgekomen uit school. Haar rugzak met
een massa van 13,2 kg staat op de vloer in de gang.
Bereken de zwaartekracht op de rugzak.
Slide 11 - Tekstslide
Antwoord
m = 13,2 kg
g = 10 N/kg
Fz = m ∙ g
= 13,2 × 10
= 132 N
Slide 12 - Tekstslide
Filmpjes
Slide 13 - Tekstslide
Filmpjes
Slide 14 - Tekstslide
Filmpjes
Slide 15 - Tekstslide
Welke twee krachten maken evenwicht: Bij een zak aardappels die aan een krachtmeter hangt?
A
de normaalkracht
B
de veerkracht
C
de zwaartekracht
D
de spankracht
Slide 16 - Quizvraag
Twee krachten zijn in evenwicht als ze: -even ……….. zijn, -en een tegengestelde ………… hebben, - en op dezelfde ……….liggen
Slide 17 - Open vraag
Als krachten evenwicht maken, is de nettokracht
Slide 18 - Open vraag
De nettokracht wordt ook wel de ……………. of ………….. genoemd.
Slide 19 - Open vraag
Je vindt de nettokracht op een voorwerp door: – krachten in dezelfde richting ………………; – krachten in tegengestelde richting ……….
Slide 20 - Open vraag
Wat is de eenheid van kracht?
A
Watt
B
Newton
C
Centimeter
D
Newton per kilogram
Slide 21 - Quizvraag
De kracht waarmee de aarde aan voorwerpen trekt heet
A
Wrijvings-
kracht
B
Zwaarte-
kracht
C
Gravitatie-
kracht
D
Span-
kracht
Slide 22 - Quizvraag
Welk symbool geeft kracht aan in de natuurkunde?
A
B
B
P
C
K
D
F
Slide 23 - Quizvraag
Afsluiting
Je kunt in geval van evenwicht de bijbehorende krachten beschrijven.
Je kunt de netto-kracht/resultante berekenen van krachten die werken op een voorwerp.
Je kunt de wrijvingskracht herkennen als een kracht die tegenwerkt bij een bewegend voorwerp.