Toets H3 - Water

 H3 - Water
§ 3.1 tm § 3.5 (+ § 3.6) 

Succes! 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 H3 - Water
§ 3.1 tm § 3.5 (+ § 3.6) 

Succes! 

Slide 1 - Tekstslide

Waar of niet waar?

1 punt per vraag

Slide 2 - Tekstslide

Bij een temperatuur van 20 graden Celsius is water een vaste stof.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Waterdamp en stoom zijn gassen die je kunt zien.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Verdampen is een ander woord voor bevriezen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

De fase-overgang van waterdamp naar water heet condenseren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

In water kun je alle soorten stoffen oplossen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Een oplossing is altijd helder.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Het is mogelijk om drinkwater te maken van oppervlaktewater.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

In water waar chloor bij wordt gedaan, blijven de bacteriën leven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Een mengsel bestaat uit twee of meerdere stoffen bij elkaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Keukenzout is een zuivere stof.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer je ijs smelt, krijg je waterdamp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Bij bezinken zakken de vaste deeltjes in een vloeistof naar beneden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Het stollen van water, noem je ook wel 'bevriezen'.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Het water dat in Nederland uit de kraan komt, is veilig drinkwater.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Stoffen lossen sneller op in koud water, dan in warm water.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Zout in water noem je een suspensie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Als je een oplossing door een filter doet, gaat alles door het filter heen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Je giet een suspensie in een filter. Wat in het filter achter blijft noem je het residu.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Bij indampen blijft het oplosmiddel achter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Wat is origami?
A
Japanse vouwkunst
B
Papier knippen
C
De kunst van het schrijven
D
Kunstschaatsen

Slide 22 - Quizvraag

Meerkeuzevragen

2 punten per vraag



Slide 23 - Tekstslide

Jort vangt regenwater op in een schoon glas.
Waarom is het regenwater geen veilig drinkwater?
A
Regenwater is in de lucht bevroren geweest en is daarom niet schoon genoeg.
B
Regenwater is in de lucht door giftige stoffen verontreinigd.
C
Regenwater is verdampt zeewater en is daarom niet schoon genoeg.
D
Omdat in het glas nog bacteriën zitten die dan in het regenwater terecht komen.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is verdampen?
A
De fase-overgang van vloeibaar naar vast
B
De fase-overgang van gas naar vloeibaar
C
De fase-overgang van gas naar vast
D
De fase-overgang van vloeibaar naar gas

Slide 25 - Quizvraag

In een fles zit een heldere donkerblauwe vloeistof.
Je kunt door de vloeistof heen kijken.

Wat kun je zeggen over deze vloeistof?
A
Deze vloeistof is een residu
B
Deze vloeistof is een oplossing
C
Deze vloeistof is een suspensie
D
Deze vloeistof is een oplosmiddel

Slide 26 - Quizvraag

Een waterbedrijf maakt oppervlakte-water schoon. Dit doet het bedrijf om er veilig drinkwater van te maken. Daarbij wordt ook een zeef gebruikt.

Waarvoor dient deze zeef bij het zuiveren van water?
A
Om bacteriën uit het water te halen
B
Om chloor uit het water te halen
C
Om zand uit het water te halen
D
Om stukjes vuil uit het water te halen

Slide 27 - Quizvraag

Wes en Darnell hebben een fles gevuld met zeewater. Dit zeewater gaan ze destilleren.

Wat voor water krijgen ze als ze het zeewater hebben gedestilleerd?
A
Schoon water dat nog gefiltreerd moet worden voordat je het mag drinken
B
Schoon zeewater met een zoute smaak
C
Zout water dat niet drinkbaar is
D
Zuiver water dat veilig is om te drinken

Slide 28 - Quizvraag

Wat is bij koffie zetten het filtraat en wat is het residu?
A
Residu: 'koffieprut' Filtraat: koffie
B
Residu: koffie Filtraat: 'koffieprut'
C
Residu: koffiepoeder Filtraat: koffie
D
Residu: 'koffieprut' Filtraat: koffiepoeder

Slide 29 - Quizvraag

Sleepvraag

2 punten 

Slide 30 - Tekstslide

Er zijn zes fase-overgangen. Hieronder staan er vier. 
Plaats telkens de juiste beschrijving naast de fase-overgangen.
stollen/bevriezen
smelten
verdampen
condenseren
vast naar vloeibaar
 vloeibaar naar gasvormig
gasvormig naar vloeibaar
vloeibaar naar vast

Slide 31 - Sleepvraag

Open vragen

Maximaal 4 punten per vraag

Slide 32 - Tekstslide

Het grootste gedeelte van de aarde is bedekt met water.
Schrijf vier soorten water op die op aarde voorkomen.

Slide 33 - Open vraag

Wat is zure regen? Leg uit in eigen woorden

Slide 34 - Open vraag

Schrijf vier stoffen op, die je in water kunt oplossen.

Slide 35 - Open vraag

Laatste vraag, voor 0 punt.
Misschien wel de moeilijkste....
Hoe ging het?

Slide 36 - Open vraag

Hoe ging het?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll