Woordformules herhaling

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Herhaling woordformules

kosten = 160 + 40 x aantal dagen

Wat zijn de kosten voor 3 dagen?‎

1. 120 euro
2. 20 euro
3. 280 euro
4. 1200 euro

Kosten = 10 + 15 euro per uur

Wat is de woordformule?‎

1. kosten = 10 + 15 x aantal uur
2. kosten = 10 + 15 + aantal uur
3. kosten = 10 - 15 + aantal uur
4. kosten = 10 + 15 : aantal uur

lengte kaars = 40 - 5 x aantal uur

Wat is de lengte van de kaars na 2 uur?‎

1. 42 cm
2. 38 cm
3. 50 cm
4. 30 cm

Hoofdhaar groeit ongeveer 1 cm per maand. Anna's haar is 25 cm lang. Hoe lang zal haar haar zijn over 3 maanden als ze het niet laat knippen?‎

1. 22 cm
2. 28 cm
3. 25 cm
4. 30 cm

Hoofdhaar groeit ongeveer 1 cm per maand. Anna's haar is 25 cm lang.
Welke woordformule hoort hierbij?‎

1. lengte = 25 + 1 + aantal maanden
2. lengte = 25 + 1 x aantal maanden
3. lengte = 25 - aantal maanden
4. lengte = 25 + aantal maanden

Jan's haar is 10 cm lang. Zijn haar groeit sneller, 2 cm per maand. Wat is de woordformule?‎

1. lengte = 10 + aantal maanden + 2
2. lengte = 10 + 2 x aantal maanden
3. lengte = 2 x aantal maanden
4. lengte = 10 x aantal maanden + 2

Maartje heeft 20 euro in haar spaarpot. Iedere week haalt zij er 2 euro uit. Wat is de woordformule?‎

1. spaargeld = 20 - 2
2. spaargeld = 2 x aantal weken + 20
3. spaargeld = 20 - 2 x aantal weken
4. spaargeld = 2 - 20 x aantal weken

spaargeld = 20 - 2 x aantal weken

Na hoeveel weken is haar geld op?‎

1. 20 weken
2. kun je niet weten
3. 5 weken
4. 10 weken

Hoe goed beheers je het volgende leerdoel?‎

Je leert hoe je een formule maakt bij een beschrijving

1. helemaal niet
2. een beetje
3. redelijk goed
4. helemaal

Terugblik 

letterformule

woordformule

30a + 12 = b

16 - 0,5k= m

12a + 30 = b

40 - 16d  = l

aantal x 12 + 30 = bedrag

16 - kosten x 0,5 = maandloon

30 x aantal weken + 12 = bedrag 

40 - 16 x aantal dagen = lengte

aan de slag!

maak de D-toets tot en met opdracht 5

pagina 187 t/m 189