Havo2: het bijvoeglijk naamwoord-deel1

Grammaire et écrire
het bijvoeglijk naamwoord


l'adjectif qualificatif
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammaire et écrire
het bijvoeglijk naamwoord


l'adjectif qualificatif

Slide 1 - Tekstslide

Allereerst: wat is een bijvoeglijk naamwoord ook al weer?
A
een woord dat een activiteit aangeeft
B
een woord dat iets zegt over het zelfst nw
C
een woord waar je een lidwoord voor kunt zetten
D
een woord dat bezit aanduidt

Slide 2 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord
(l'adjectif qualificatif)

zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Mon frère est grand           Mijn broer is groot





past zich in het Frans aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Slide 3 - Tekstslide

Maak exercice 16 (p71)
Hoe past het bijv. naamwoord zich aan? 

Slide 4 - Tekstslide

Hoe past het bijv. naamwoord zich aan? 

Slide 5 - Tekstslide

1. De vorm van het bijv.nw
Het bij nw past zich dus aan, aan het zelfstandig naamwoord. Hierdoor zijn er 4 vormen:
  • mannelijk
  • mannelijk mv
  • vrouwelijk
  • vouweijk meervoud

Slide 6 - Tekstslide

Een paar voorbeelden...

Slide 7 - Tekstslide

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk zelfst nw krijgt een extra ...
A
e
B
s
C
es
D
niets

Slide 8 - Quizvraag

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een mannelijk zelfst nw in meervoud krijgt
A
niets erbij
B
es
C
s
D
e

Slide 9 - Quizvraag

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk zelfst nw in meervoud krijgt
A
s
B
niets erbij
C
es
D
e

Slide 10 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:
Léa est une fille _____ (blond)
A
blonde
B
blond

Slide 11 - Quizvraag

Maak de zin goed af:
Léa et Anna sont ___ (petit)

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Link

         Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn onregelmatig!
 Daarbij gelden NIET de regels die je net hebt gezien.






Het gaat om de volgende bijvoeglijke naamwoorden:
  • bon          (goed, lekker)
  • beau        (mooi)
  • nouveau (nieuw)
  • vieux        (oud)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Au travail!
Tu vas faire exercice 16 c/d/e

combien de temps? 10 minutes
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Fais une phrase avec un adjectif

Slide 18 - Open vraag

PLAATS
Het is een grijze kat.             =  C'est un chat gris

Het is een schattig konijn.  =  C'est un lapin adorable.

                                      Wat valt je op?

Slide 19 - Tekstslide

PLAATS
Het is een grijze kat.             =  C'est un chat gris

Het is een schattig konijn.  =  C'est un lapin adorable.

                                      Wat valt je op?
In het Nederlands staat het bijvoeglijk naamwoord altijd VOOR het zelfstandig naamwoord.
In het Frans staat het er meestal juist ACHTER.

Slide 20 - Tekstslide

Uitzonderingen
De volgende bijvoeglijk naamwoorden staan in het Frans altijd VOOR het zelfstandig naamwoord

bon                              nouveau
beau                           petit
grand                          vieux



Slide 21 - Tekstslide

Welke zin klopt NIET?
A
Il a une table brune.
B
Elsa a un oncle espagnol.
C
J'ai une française copine.
D
Vous avez un vélo orange?

Slide 22 - Quizvraag

Welke zin is grammaticaal FOUT?
A
Des vieilles maisons
B
Les petites filles
C
Le livre beau
D
Le nouveau portable

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link

Je comprends l'adjectif
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Au travail!
Tu vas faire exercice 17c/18

combien de temps? 10 minutes
timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide