Les verbes en -IR (partir / finir / ouvrir)

Révision des verbes en -IR 
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransSecundair onderwijs

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Révision des verbes en -IR 

Slide 1 - Tekstslide

L'indicatif présent
des verbes irréguliers
= onregelmatige werkwoorden

uit je hoofd te kennen
des verbes réguliers
= regelmatige werkwoorden

volgt een regel voor vervoeging

Slide 2 - Tekstslide

L'indicatif présent
= Onvoltooid Tegenwoordige Tijd  O.T.T.
= ik werk, ik slaap, ik drink, ik zit,... 

Slide 3 - Tekstslide

La ligne du temps
Le passé
Le présent
Le futur
le passé composé
l'imparfait
X
X
le passé 
récent
l'indicatif présent
X
le futur proche
le futur simple
X
X

Slide 4 - Tekstslide

3 groepen
TYPE PARTIR
TYPE FINIR
TYPE OUVRIR

Slide 5 - Tekstslide


Verbe en -IR: type FINIR

FINIR

STAM = infinitif - IR

==> Wat is de stam van FINIR?  

Verbe en -IR: type PARTIR

PARTIR

Slide 6 - Tekstslide

Verbe en -IR: type FINIR
FINIR
Je              fin ?
Tu             fin  ?
Il/elle/on  fin  ?
Nous        fin  ?
Vous         fin  ?
Ils/elles     fin  ?

Slide 7 - Tekstslide

Quelles sont les terminaisons d'un verbe en -IR type FINIR?
A
e, es, e, ons, ez, ent
B
is, is, it, issons, issez, is sent
C
s, s, t, ons, ez, ent
D
s, s, /, ons, ez, ent

Slide 8 - Quizvraag

Verbe en -IR: type FINIR
FINIR
Je              fin is
Tu             fin  is
Il/elle/on  fin  it
Nous        fin  issons
Vous         fin  issez
Ils/elles     fin  issent

! prononciation !
Lis à haute voix 



conjugué comme FINIR: grandir, réagir, rougir, vieillir,... 

Slide 9 - Tekstslide

Welke werkwoorden worden vervoegd zoals FINIR?
Finir
beëindigen, stoppen
Grandir
groot worden
Grossir
verdikken
Maigrir
vermageren
Réfléchir
nadenken
Remplir
Vullen/invullen
Réagir
reageren
Choisir
kiezen

Slide 10 - Tekstslide


Verbe en -IR: type FINIR

FINIR



Verbe en -IR: type PARTIR

PARTIR

Slide 11 - Tekstslide

Verbe en -IR: type PARTIR
PARTIR
Je              par   s
Tu              par   s
Il/elle/on   par   t
Nous       
Vous        
Ils/elles    

pour le singulier

radical = infinitif - TIR
+ terminaisons: 
s
s
t

Slide 12 - Tekstslide

Verbe en -IR: type PARTIR
PARTIR
Je              par    s
Tu             par    s
Il/elle/on  par    t
Nous        par t ons
Vous         par t ez
Ils/elles     par t ent

Slide 13 - Tekstslide

Verbe en -IR: type PARTIR
PARTIR
Je              par   s
Tu             par   s
Il/elle/on  par   s
Nous        par t ons
Vous         par t ez
Ils/elles     par t ent

pour le pluriel

radical = infinitif - IR
+ terminaisons: 
ons
ez
ent



Slide 14 - Tekstslide

Verbe en -IR: type PARTIR
PARTIR
Je              par    s
Tu             par    s
Il/elle/on  par    t
Nous        par t ons
Vous         par t ez
Ils/elles     par t ent

seulement pour les verbes: 

SORTIR
MENTIR
SENTIR
SERVIR
DORMIR
PARTIR



Slide 15 - Tekstslide

Verbe en -IR: type PARTIR

MENTIR
SENTIR
SERVIR
SORTIR
DORMIR
PARTIR



om deze werkwoorden te onthouden, bestaat er een magisch woord. Het bestaat uit de eerste 2 letter van elk werkwoord. 

        ME - SE - SE - SO - DO - PA




Slide 16 - Tekstslide

Verbe en -IR: type PARTIR
SERVIR
Je              ser ?
Tu             ser ?
Il/elle/on  ser ?
Nous        ser ?
Vous         ser ?
Ils/elles     ser ?

pour le singulier
radical = infinitif - M/T/VIR
+ terminaisons: s, s, t

pour le pluriel
radical = infinitif - IR
+ terminaisons: ons, ez, ent





Slide 17 - Tekstslide

Welke werkwoorden worden vervoegd zoals PARTIR?
Mentir
Liegen
Servir
Serveren, bedienen
Sentir
Voelen, ruiken
Sortir
Naar buiten gaan, uitgaan
Dormir
Slapen
Partir
Vertrekken

Slide 18 - Tekstslide

Verbe en -IR: type FINIR

infinitf - IR
+ terminaisons: is, is, it, issons, issez, issent


Verbe en -IR: type SORTIR

singulier: 
infinitif - M/V/TIR
+ terminaisons: s, s, t

pluriel: 
infinitf -IR
+ terminaisons: ons, ez, ent

seulement pour quelques verbes!

Slide 19 - Tekstslide

Verbe en -IR: type OUVRIR
OUVRIR
Je              ouvr ?
Tu             ouvr ?
Il/elle/on  ouvr ?
Nous        ouvr ?
Vous         ouvr ?
Ils/elles     ouvr ?

Slide 20 - Tekstslide

Verbe en -IR: type OUVRIR
OUVRIR
Je              ouvr e
Tu             ouvr es
Il/elle/on  ouvr e
Nous        ouvr ons
Vous         ouvr ez
Ils/elles     ouvr ent

Worden op dezelfde manier vervoegd:

Ouvrir = openen
Souffrir = lijden
Offrir = aanbieden/geven
Couvrir = bedekken

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

QUIZ
Marque la forme correcte du verbe.

Slide 23 - Tekstslide

finir, nous, indicatif présent
A
nous finiront
B
nous finitons
C
nous finons
D
nous finissons

Slide 24 - Quizvraag

dormir, je, indicatif présent
A
je dorme
B
je dorms
C
je dors
D
je dormi

Slide 25 - Quizvraag

partir, il, passé récent
A
il part
B
il vient de partir
C
il viens de partir
D
il va partir

Slide 26 - Quizvraag

ik slaap
A
je pars
B
je dors
C
je mens
D
je parle

Slide 27 - Quizvraag

ik ga vertrekken
A
je vais partir
B
je viens de partir
C
je pars
D
je vais parti

Slide 28 - Quizvraag

zij slaapt

Slide 29 - Open vraag

jullie zijn

Slide 30 - Open vraag

14. jij gaat liegen

Slide 31 - Open vraag

hij is zonet vertrokken

Slide 32 - Open vraag

zij gaat eten

Slide 33 - Open vraag

Ils ... à quelle heure?
A
finis
B
finit
C
finissent
D
finissez

Slide 34 - Quizvraag

Tu ... quoi?
A
choisissons
B
choisis
C
choisissez
D
choisit

Slide 35 - Quizvraag

Nous ... le document.
A
remplissons
B
remplissez
C
remplissent
D
remplis

Slide 36 - Quizvraag

Il ... trop.
A
réfléchit
B
réfléchissons
C
réfléchis
D
réfléchissez

Slide 37 - Quizvraag

Vous ... vers 8 heures. (finir)

Slide 38 - Open vraag

Je ... le rouge. (choisir)

Slide 39 - Open vraag

Léa ne ... jamais bien. (réfléchir)

Slide 40 - Open vraag

Nous ... le gagnant. (choisir)

Slide 41 - Open vraag

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.
Tu ... rempli le formulaire.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 42 - Quizvraag

Les garçons ... fini leurs devoirs.
A
a
B
as
C
ont
D
avons

Slide 43 - Quizvraag

Vul de passé composé van het werkwoord tussen haakjes in.
Nous ... le test. (remplir)

Slide 44 - Open vraag

Zet de zin in de passé composé.
Je finis mes devoirs.

Slide 45 - Open vraag

Zet de zin in de présent.
Il a rempli le document.

Slide 46 - Open vraag

hoe maak je de imparfait voor de ww op -IR

Slide 47 - Woordweb

zet in de imparfait:
ils (finir)

Slide 48 - Open vraag

zet in de imparfait
nous (choisir)

Slide 49 - Open vraag

zet in de imparfait
je (rougir)

Slide 50 - Open vraag

Verbuga
Op de volgende dia staat een link naar de website www.verbuga.eu. Oefen daar met de werkwoorden op -ir 
  1. In de linkerkolom vink je alle tijden van présent t/m impératif aan.
  2. In de kolom helemaal rechts vink je 9 werkwoorden aan:                       choisir, finir, réfléchir, partir, sortir, mentir, ouvrir, offrir, découvrir
  3. Klik op confirmer.
  4. Je krijgt dan te zien welk werkwoord je moet vervoegen, in welke tijd en bij welke persoon. Vul je antwoord in.
  5. Klik op suivant om naar de volgende vraag te gaan.

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Link