Luister eerst! Neem over in je schrift en vertel het daarna in het Duits tegen je buurman/buurvrouw!
... ist mein Lieblingsfach. (=.... is mijn lievelingsvak.) Das Fach ..... ist schwer. (= Het vak .....is moeilijk.)
Das Fach ...... ist einfach. (= Het vak ...... is makkelijk.)
Das Fach ...... macht mir Spaß. (=Het vak ...... vind ik leuk.)
Mein Lieblingslehrer unterrichtet ... (= Mijn lievelingsleraar geeft....)