In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Werkwoordspelling
De basis
Slide 1 - Tekstslide
Hoe goed ging de werkwoordspelling tijdens de diagnostische toets?
A
Prima, ik zou een goed cijfer hebben
B
Redelijk, ik zat wel op een voldoende
C
Nou ja niet echt top, rond de vier of zo
D
Ruk, sowieso dik onvoldoende
Slide 2 - Quizvraag
Welke regels ken je nog uit je hoofd van werkwoordspelling én kun je uitleggen?
Slide 3 - Woordweb
Planning
We gaan de belangrijkste regels van de werkwoordspelling nog eens langs;
Je oefent tijdens de uitleg, om te checken of je het echt goed begrijpt;
Je maakt een herhalingsopdracht via Learnbeat.
Slide 4 - Tekstslide
Kernconcept 1: de persoonsvorm
Is het werkwoord in de zin een persoonsvorm?
Zo ja, staat hij in de tegenwoordige of verleden tijd?
Tegenwoordige tijd:
ik
stam (ik-vorm)
jij
stam+t of stam
hij/zij/het
stam+t
meervoud
hele werkwoord
Slide 5 - Tekstslide
Hij ..... (vinden) dat zij echt een goede docent is.
Slide 6 - Open vraag
Zeg vrouw, ..... (lopen) jij naar de winkel? Ik heb Redbull nodig.
Slide 7 - Open vraag
Zeg vrouw, ..... (vinden) jij de politiek belangrijk? Ik ben benieuwd naar je mening!
Slide 8 - Open vraag
Kernconcept 1: de persoonsvorm
Is het werkwoord in de zin een persoonsvorm?
Zo ja, staat hij in de tegenwoordige of verleden tijd?
Verleden tijd zwak:
Het kofschip!
ik
stam+te of +de
jij
stam+t of stam
hij/zij/het
stam+t
meervoud
hele werkwoord
Slide 9 - Tekstslide
Het vliegtuig ... (landen) gisteren net naast de landingsbaan.
Slide 10 - Open vraag
De eendjes .... (vluchten) toen direct het water in!
Slide 11 - Open vraag
Geen persoonsvorm?
infinitief: hele werkwoord (woordenboekvorm)
gebiedende wijs: stam van het werkwoord (ik-vorm)
onvoltooid deelwoord: lopend, fietsend, etc.
voltooid deelwoord: het kofschip/verlengen
voltooid deelwoord als bn: zo kort mogelijk
Slide 12 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
Zwak? Gebruik 'txtc-koffieshopje om te checken of het eindigt op -d of -t. Bijvoorbeeld:
Geloven - geloov - geloofd
Verhuizen - verhuiz - verhuisd
Fietsen - fiets - gefietst
Slide 13 - Tekstslide
Ik heb toen mijn diploma eindelijk .... (halen).
Slide 14 - Open vraag
Hij is met zijn vriendin door Azië .... (reizen).
Slide 15 - Open vraag
Voltooid deelwoord als bn
Het zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Je schrijft het zo kort mogelijk, behalve als het uitspraak-problemen oplevert
De verbrede weg, de verpotte planten, de vergrote trap
Slide 16 - Tekstslide
Hij is helaas .... (mishandelen) door zijn moeder.
Slide 17 - Open vraag
Het .... (stranden) schip lag nog op de kust.
Slide 18 - Open vraag
Ik bezocht in Bosnië het ... (verwoesten) hotel.
Slide 19 - Open vraag
Alles door elkaar
Je oefent alles wat je hiervoor hebt gelezen en geoefend. Let op: als je meerdere werkwoorden moet invullen, zet dan tussen de woorden één spatie en geen leesteken.
Bijvoorbeeld:
loop maak kan
Slide 20 - Tekstslide
Wij .... (verbazen, vt) ons erover, dat hij zo ...... (verlangen,vt) naar een ..... (schrijven) brief.
Slide 21 - Open vraag
We hebben de (braden).... kip en het ....(stoven) vlees van tevoren ...... (bereiden).
Slide 22 - Open vraag
Het ...... (gebeuren, tt) weleens dat de link van de les niet in Som ... (verschijnen, tt).
Slide 23 - Open vraag
Hoe ging het? Kies de juiste stelling voor jou.
Ik snap het helemaal
Ik vind de persoonsvorm tt nog moeilijk
ik vind de persoonsvorm vt nog moeilijk
ik vind het voltooid deelwoord nog moeilijk
ik vind het voltooid deelwoord als bijv nw nog moeilijk