3H unit 4: "the", congruency & state verbs

Today...
in this LessonUp  you will quickly check what you remember about using the and  'congruentie' or 'subject verb agreement' 



1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Today...
in this LessonUp  you will quickly check what you remember about using the and  'congruentie' or 'subject verb agreement' 



Slide 1 - Tekstslide

Nu: het lidwoord 'the' 

We hebben het al eerder gehad over het lidwoord 'the' (grammatica 4.3). Soms moet je deze wel gebruiken en soms niet. 

Eens kijken of je het nog weet!

Slide 2 - Tekstslide

Bij algemene begrippen gebruik je
A
geen 'the'
B
wel 'the'

Slide 3 - Quizvraag

Bij specifieke begrippen (die dus verder uitgelegd worden) gebruik je
A
geen 'the'
B
wel 'the'

Slide 4 - Quizvraag

Bij gebouwen gebruik je alleen 'the'
A
als het gaat om de functie van het gebouw
B
als het gaat om het gebouw zelf.

Slide 5 - Quizvraag

Bij namen van beroemde gebouwen gebruik je
A
geen 'the'
B
wel 'the'

Slide 6 - Quizvraag

The best time is in ... autumn.
A
the
B
zero article

Slide 7 - Quizvraag

... life is beautiful.
A
the
B
zero article

Slide 8 - Quizvraag

I need to go to ... hospital
A
the
B
zero article

Slide 9 - Quizvraag

Nu: congruentie (subject-verb agreement) 

In een van de lessen hebben we het gehad over congruentie. 
Dit betekende dat jouw onderwerp overeen moest komen met het werkwoord. (grammatica 4.3) 

Eens kijken of je het nog weet!

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een persoonsvorm in het enkelvoud?
A
walk
B
see
C
walking
D
sees

Slide 11 - Quizvraag

Een enkelvoudige persoonsvorm is dus:
A
hele werkwoord
B
werkwoord + ing
C
werkwoord + to
D
werkwoord + ed

Slide 12 - Quizvraag

Een enkelvoudig onderwerp krijgt:
A
enkelvoudige persoonsvorm
B
meervoudige persoonsvorm

Slide 13 - Quizvraag

Het woord 'police' krijgt altijd:
A
enkelvoudige persoonsvorm
B
meervoudige persoonsvorm

Slide 14 - Quizvraag

Let's try:
My brother ... study as well as he should.
A
don't
B
doesn't

Slide 15 - Quizvraag

Mom or dad ... going to take me to the mall.
A
are
B
am
C
is

Slide 16 - Quizvraag

... she and her sister ... a room?
A
Does / share
B
Do / share

Slide 17 - Quizvraag

Fish and chips ... my favorite meal.
A
is
B
are

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

If the sentence is wrong, write the correct version in full in the gap below. If the sentence is right, simply write ‘correct’ in the gap.


I’m not understanding the question

Slide 21 - Open vraag

If the sentence is wrong, write the correct version in full in the gap below. If the sentence is right, simply write ‘correct’ in the gap.


I can see land on the horizon
.

Slide 22 - Open vraag

If the sentence is wrong, write the correct version in full in the gap below. If the sentence is right, simply write ‘correct’ in the gap.


I’m hating this song, change it please

Slide 23 - Open vraag

If the sentence is wrong, write the correct version in full in the gap below. If the sentence is right, simply write ‘correct’ in the gap.


Are you hearing that music?

Slide 24 - Open vraag

The end of unit 4!

Slide 25 - Tekstslide