Persoonvorm en Onderwerp
1 / 20
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Fatima verbouwde dit oude huis.
A
oude huis
B
Verbouwde
C
Fatima
D
dit
Slide 4 - Quizvraag
24 x 6 =
144 squad 136 armzwaai 154 sprong
144 squad 136 armzwaai 154 sprong
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Fatima verbouwde dit oude huis.
A
Verbouwde
B
Fatima
C
Dit oude huis
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Zoek de pv
De studenten aten pannenkoeken.
De studenten aten pannenkoeken.
A
De studenten
B
aten
C
pannenkoeken
Slide 9 - Quizvraag
Zoek de pv
Haar vriendin maakt een rode sjaal voor moeder.
Haar vriendin maakt een rode sjaal voor moeder.
A
voor moeder
B
maakt
C
een rode sjaal
D
haar vriendin
Slide 10 - Quizvraag
zoek het onderwerp
Haar vriendin maakt een rode sjaal voor moeder.
Haar vriendin maakt een rode sjaal voor moeder.
A
voor moeder
B
maakt
C
haar vriendin
D
een rode sjaal
Slide 11 - Quizvraag
Zoek het onderwerp
De studenten aten pannenkoeken.
De studenten aten pannenkoeken.
A
aten
B
de studenten
C
pannenkoeken
Slide 12 - Quizvraag
Zoek de pv
De jongen gaf iedereen een gouden hanger.
De jongen gaf iedereen een gouden hanger.
A
De jongen
B
een gouden hanger
C
iedereen
D
gaf
Slide 13 - Quizvraag
Zoek het onderwerp
De jongen gaf iedereen een gouden hanger.
De jongen gaf iedereen een gouden hanger.
A
De jongen
B
iedereen
C
een gouden hanger
D
gaf
Slide 14 - Quizvraag
Zoek de pv
Marc maakte voor Roos een ontbijtje.
Marc maakte voor Roos een ontbijtje.
A
een ontbijtje
B
maakte
C
voor Roos
D
Marc
Slide 15 - Quizvraag
Zoekhet onderwerp
Marc maakte voor Roos een ontbijtje.
Marc maakte voor Roos een ontbijtje.
A
voor Roos
B
een ontbijtje
C
Marc
D
maakte
Slide 16 - Quizvraag
Zoek de pv
De apen kraakten de lekkere nootjes
De apen kraakten de lekkere nootjes
A
kraakten
B
de lekkere nootjes
C
De apen
Slide 17 - Quizvraag
Zoek het onderwerp
De apen kraakten de lekkere nootjes.
De apen kraakten de lekkere nootjes.
A
kraakten
B
de lekkere nootjes
C
De apen
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Schrijf een korte zin met een persoonsvorm en een onderwerp.
