Ordening

3.1. Ordening
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.1. Ordening

Slide 1 - Tekstslide

Ordenen
Ordenen = het verdelen van een verzameling in groepen met hetzelfde kenmerk. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Onder een microscoop is een cel te zien, MET celwand. Tot welke rijken kan deze dan behoren?
A
Planten
B
Bacterie
C
Dieren
D
Schimmels

Slide 4 - Quizvraag


Eencellige schimmel = gist


Planten zicht voort via deling


Een meercellige schimmel bestaat uit schimmeldraden

Planten zich voort via sporen = cellen waaruit een nieuwe schimmel kan ontstaan


Schimmels

Slide 5 - Tekstslide

Schadelijke schimmels
- bederven voedsel
- veroorzaken infectie
Nuttige schimmels
- zijn voeding
- helpen bij afbreken dode resten
- antibiotica productie

Slide 6 - Tekstslide


Een cel van een schimmel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 7 - Quizvraag

Fusariumschimmels kunnen bij planten ziekten veroorzaken. Tanja bekijkt door een microscoop een stukje wortel van een plant die ziek is door zo’n schimmel. Ze ziet wortelcellen en schimmelcellen. Heeft een wortelcel een celwand? En heeft een schimmelcel een celwand?
A
Geen van beide cellen heeft een celwand.
B
Alleen een wortelcel heeft een celwand.
C
Alleen een schimmelcel heeft een celwand.
D
Zowel een wortelcel als een schimmelcel heeft een celwand.

Slide 8 - Quizvraag

Schimmels zijn:
A
Altijd eencellig.
B
Eencellig of meercellig.

Slide 9 - Quizvraag

Schimmels worden ook gebruikt in de geneeskunde. Een medicijn van schimmels heet...
A
anti-schimmelcrème
B
antibiotica
C
paracetamol
D
ibuprofen

Slide 10 - Quizvraag


bacteriën en schimmels kunnen ook schadelijk zijn:
- voedselbederf
- infecties: ziekteverwekkers

Met een goede hygiëne kan je dit voorkomen.

Slide 11 - Tekstslide

Planten
het plantenrijk bestaat uit 3 stammen:
- wieren (algen)
- sporenplanten
- zaadplanten

Slide 12 - Tekstslide

wieren(algen)
Eencellige  wieren
Meercellige wieren


Geen wortels, stengels of bladeren.
Geen bloemen

Slide 13 - Tekstslide

sporenplanten
sporenplanten hebben wortels, stengels en bladeren.

Ze planten zich voort met sporen.

Bekende sporenplanten zijn mossen en varens.


Slide 14 - Tekstslide

zaadplanten

Zaadplanten hebben wortels, bladeren, stengels en zaden.

Ze planten zich voort doormiddel van zaden.

We kunnen de groep zaadplanten verder indelen in bedektzadige en naaktzadigen.



Slide 15 - Tekstslide

Bij welke STAM van het plantenrijk hoort deze plant?
A
wieren (algen)
B
sporenplanten
C
zaadplanten

Slide 16 - Quizvraag

Sporenplant of zaadplant?
A
Zaadplant
B
Sporenplant

Slide 17 - Quizvraag

Kiezelwieren zijn eencellige wieren. Welke kenmerken hebben eencellige wieren? Ze hebben ....
A
Geen celwand en wel een celkern
B
Een celwand en geen celkern
C
Een celwand en wel een celkern
D
Geen celwand en geen celkern

Slide 18 - Quizvraag

Dieren

Slide 19 - Tekstslide

Indeling dierenrijk
De 7 stammen

  • Sponzen 
  • Holtedieren/ neteldieren
  • Wormen
  • Weekdieren
  • Stekelhuidigen
  • Geleedpotigen
  • Gewervelden 

Slide 20 - Tekstslide


Sponsdieren hebben:
A
een inwendig skelet met wervelkolom
B
inwendig skelet van hoornstof tussen de cellen
C
uitwendig skelet
D
uitwendig skelet van een pantser

Slide 21 - Quizvraag

Tot welke afdeling van het
dierenrijk behoort dit dier?
A
Tot de holtedieren
B
Tot de weekdieren
C
Tot de wormen
D
Tot de stekelhuidigen

Slide 22 - Quizvraag

Een leerling maakt een verslag over een rups en een worm. Hij schrijft dat een worm en een rups beide geen skelet hebben.

Is dat juist?
A
Ja, want een rups is een soort worm
B
Ja, want een worm en rups zijn niet stevig
C
Nee, want een rups heeft een inwendig skelet
D
Nee, want een rups heeft een uitwendig skelet

Slide 23 - Quizvraag

Geleedpotigen
Geleedpotigen hebben een uitwendig skelet, een pantser.
Het lichaam van geleedpotigen bestaat uit stukjes; segmenten.

De poten bestaan ook uit kleine stukjes. Deze stukjes heten de leden.



Slide 24 - Tekstslide

Kenmerken van geleedpotigen zijn:
A
Tweezijdig symmetrisch: als je ze in twee gelijke helften deelt leven ze nog
B
Veelzijdig symmetrisch: Je kan ze op meerdere manieren in twee helften verdelen.
C
Tweezijdig symmetrisch: je kunt ze op één manier in twee gelijke helften delen
D
Ze hebben vleugels

Slide 25 - Quizvraag

Tot welke stam van het
dierenrijk behoort de
schorpioen?
A
Tot de geleedpotigen
B
Tot de gewervelden
C
Tot de stekelhuidigen
D
Tot de weekdieren

Slide 26 - Quizvraag

Gewervelde dieren
Gewervelde dieren zijn dieren met een wervelkolom.
  1. Zoogdieren
  2. Amfibieën
  3. Reptielen
  4. Vogels
  5. Vissen

Slide 27 - Tekstslide

Tot welke groep van het dierenrijk behoort het dier in de afbeelding?
A
Neteldieren
B
Geleedpotigen
C
Gewervelden
D
Stekelhuidigen

Slide 28 - Quizvraag

Determineren
determineren: het opzoeken van een organisme waarvan je de naam niet kent.

Dit kan met een zoekkaart of een determineertabel.

Slide 29 - Tekstslide

Zoekkaart of tabel
Met een zoekkaart of determineertabel kun je een organisme opzoeken.

De naam van een organisme opzoeken noem je determineren.

Slide 30 - Tekstslide

Wat vonden jullie van de les?

Slide 31 - Woordweb