4.2

Maatschappijleer jaar 3
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Maatschappijleer jaar 3

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen

Lesdoel

Theorie

Zelfstandig werken

Afsluiten
Planning

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn de verschillen tussen de volgende begrippen?
1. Indirecte en directe democratie
2. Passief en Actief kiesrecht


Herhalen

Slide 3 - Tekstslide

Je kan de drie verschillende politieke stromingen opnoemen en uitleggen

Je kan het verschil uitleggen tussen linkse, midden en rechtste standpunten
Lesdoelen

Slide 4 - Tekstslide

De meeste politieke partijen horen bij een politieke stroming. 
Binnen de politiek bestaan de volgende stromingen:
  1. Sociaal-democratie
  2. Liberalisme
  3. Christen-democratie
4.2 Wat valt er te kiezen?

Slide 5 - Tekstslide

Binnen de sociaal- democratische partijen staat gelijkwaardigheid en solidariteit centraal. 


Sociaal- democratie
Gelijkwaardigheid
Solidariteit
Klaarstaan voor mensen die het moeilijk hebben
Iedereen moet dezelfde kansen krijgen in Nederland. 

Slide 6 - Tekstslide

Binnen het Liberalisme staat vrijheid centraal. Denk hierbij aan persoonlijke vrijheid en economische vrijheid. 
Liberalisme
Persoonlijke 
vrijheid
Economische
vrijheid
Het leven indelen hoe jij dit wil. Bv. Pro abortus en homohuwelijk, streng tegen criminaliteit
Met zo weinig mogelijk regels geld kunnen verdienen. Iedereen is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen inkomen. 

Slide 7 - Tekstslide

Binnen het christen-democratie zijn het Christelijke geloof en de bijbel de uitgangspunten. Hierin staat naastenliefde centraal.
Christen- democratie
Naastenliefde
Burgers moeten voor elkaar zorgen en elkaar helpen. 

Slide 8 - Tekstslide

Een andere manier van partijen indelen is links, midden, rechts. 


Links, midden, rechts. 
Links
Midden
Rechts
Linkse partijen staan voor een actieve overheid. Als de burgers het moeilijk hebben, dan helpt te overheid. 
De overheid vindt dat ze de mensen moeten helpen, alleen als het ze zelf niet lukt. 
Een passieve overheid. De burgers moeten alles zoveel mogelijk zelf regelen. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Je ziet straks een stelling op het bord. Aan jou om deze te koppelen aan een linkse , midden of rechtse overheid. 

De klas wordt dan verdeeld in links, midden en rechts. 

Denk je dat de stelling bij een linkse overheid hoort? Dan ga je aan de linkerkant van het lokaal staan. 
Klassikale opdracht. 

Slide 11 - Tekstslide

De overheid moet opkomen voor mensen met een laag inkomen. 

Slide 12 - Tekstslide

Mensen kunnen zichzelf prima redden. 

Slide 13 - Tekstslide

Het regelen van hoe lang werknemers moeten werken is
geen overheidstaak.

Slide 14 - Tekstslide

De belastingen in Nederland zijn veel te hoog. 

Slide 15 - Tekstslide

Rijke mensen moeten meer belasting betalen. 

Slide 16 - Tekstslide

Maken paragraaf 4.2: opdracht 1 t/m 9 , 11 t/m 15 
Bladzijde 82 t/m 85
Maken:

Slide 17 - Tekstslide

Je kan de drie verschillende politieke stromingen opnoemen en uitleggen

Je kan het verschil uitleggen tussen linkse, midden en rechtste standpunten
Lesdoelen

Slide 18 - Tekstslide