Woordenboek

Woordenboek gebruik
(bij het examen).
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woordenboek gebruik
(bij het examen).

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Alfabetische volgorde
A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Slide 3 - Tekstslide

Welke letters staan op de juiste alfabetische volgorde?
A
D-C-B-A
B
A-B-C-D
C
B-A-C-D
D
C-A-D-B

Slide 4 - Quizvraag

Welke letters staan op de juiste alfabetische volgorde?
A
A-H-O-V
B
H-A-V-O
C
A-V-O-H
D
A-O-V-H

Slide 5 - Quizvraag

Alfabetische volgorde
Niet alleen de eerste letter staat op alfabetische volgorde. Ook de tweede en derde letter zijn belangrijk om een woord op te zoeken. 

Kijk maar naar deze woorden: 
aankomen - appel - asbest.
apen - apotheose - appel.

Slide 6 - Tekstslide

Welke woorden staan op de juiste alfabetische volgorde?
A
Aap-Citroen-Beer-Dier
B
Dier-Citroen-Aap-Beer
C
Aap-Beer-Citroen-Dier
D
Citroen-Beer-Aap-Dier

Slide 7 - Quizvraag

Welke woorden staan in de juiste alfabetische volgorde?
A
Appel-Aap
B
Aap-Appel

Slide 8 - Quizvraag

Welke woorden staan in de juiste alfabetische volgorde?
A
Stil-Slang
B
Slang-Stil

Slide 9 - Quizvraag

Welke woorden staan in de juiste alfabetische volgorde?
A
Bid-Bed-Bied
B
Bed-Bid-Bied
C
Bed-Bied-Bid
D
Bied-Bid-Bed

Slide 10 - Quizvraag

Waar vind ik een woord terug? 
Als je een woord in een woordenboek wilt opzoeken, begin je niet vooraan te bladeren. Je doet het woordenboek open op de plaats waar het woord ongeveer kan staan. Aan de hand van de eerste letter van het woord dat je wilt opzoeken, kan je zien waar het ongeveer in het woordenboek zal staan.

Slide 11 - Tekstslide

Waar vind ik een woord terug? 
a b c d e f g h --> vooraan in het woordenboek

i j k l m n o p --> middenin het woordenboek

q r s t u v w x y z --> achteraan in het woordenboek

Slide 12 - Tekstslide

Waar vind ik een woord terug? 
Bijvoorbeeld: neem het woord 'schaar'. Dit woord begint met de letter 's-', dus zullen we dit woord achteraan in het woordenboek terugvinden.

Probeer maar eens te vinden. 

Slide 13 - Tekstslide

Hoe vind ik een woord terug? 
1. Je kijkt met welke letter het woord begint. 
2. Je doet je woordenboek open op de juiste plaats (vooraan, middenin of achteraan). 
3. Je kijkt of je op de juiste pagina bent en anders blader je totdat je bij de juiste letter zit. 
4. Je kijkt nu naar de het meest linkse woord (het eerste woord op de bladzijde) en naar het meest rechtse woord (als laatste op de bladzijde) en je kijkt of het woord dat je zoekt ertussen kan staan. 
5. Als dit zo is, zoek je het woord. als dit niet zo is, dan blader je net zolang totdat je bij de juiste bladzijde bent gekomen. Gebruik hiervoor de trefwoorden op de linker en rechter kant van de bladzijdes

Slide 14 - Tekstslide

Het woord 'herinneren' vind ik.... in het woordenboek
A
vooraan
B
middenin
C
achteraan

Slide 15 - Quizvraag

Het woord 'zakgeld' vind ik ..... in het woordenboek
A
vooraan
B
middenin
C
achteraan

Slide 16 - Quizvraag

Het woord 'leren' vind ik .... in het woordenboek.
A
vooraan
B
middenin
C
achteraan

Slide 17 - Quizvraag

Wat vind ik in een woordenboek terug? 
1) Zelfstandige naamwoorden
2) Spreekwoorden en uitdrukkingen
3) Bijvoeglijke naamwoorden
4) Werkwoorden
5) Afkortingen

Slide 18 - Tekstslide

Zoek in je woordenboek de uitdrukking: ergens geen been in zien.

Schrijf de betekenis op.

Slide 19 - Open vraag

Zoek in je woordenboek de uitdrukking: door het oog van de naald kruipen.

Schrijf de betekenis op.

Slide 20 - Open vraag

Zoek in je woordenboek de uitdrukking: iemand de oren wassen.

Schrijf de betekenis op.

Slide 21 - Open vraag

Zoek in je woordenboek op de afkorting: z.o.z.

Schrijf de afkorting voluit en schrijf de betekenis op.

Slide 22 - Open vraag

Zoek in je woordenboek op de afkorting: t.o.v.

Schrijf de afkorting voluit en schrijf de betekenis op.

Slide 23 - Open vraag

Infinitief = hele werkwoord
Werkwoorden hebben een infinitief. In het woordenboek staan de werkwoorden in het infinitief geschreven. het hele werkwoord noemen we dan ook wel eens - woordenboekvorm-. 

Het is dus handig om te weten wat het hele werkwoord is als je vorm van het werkwoord wilt opzoeken. 

Slide 24 - Tekstslide

Als je je diploma voor het vmbo niet hebt gehaald, moet je voor het mbo een taaltest afleggen.

Ik wil het woord 'gehaald' opzoeken in het woordenboek. Welk woord zoek ik dan op in het woordenboek?
A
hebben
B
halen
C
gehaalde
D
haalden

Slide 25 - Quizvraag

Neem je woordenboek mee naar het examen.

Ik wil het woord 'neem' opzoeken. Welk woord zoek in het woordenboek op?
A
neem
B
neemt
C
nam
D
nemen

Slide 26 - Quizvraag

Goed lezen!
Het is belangrijk dat je goed leest! Want soms betekenen woorden iets heel anders en moet je niet naar een werkwoord zoeken maar naar een ander woord. 

We gaan even een paar woorden bespreken.

Slide 27 - Tekstslide

Kan je een beetje luider spreken, alsjeblieft?

Ik wil het woordje 'luider' opzoeken in het woordenboek. Welk woord zoek ik op in het woordenboek?

A
luiden
B
geluid
C
luid
D
geluiden

Slide 28 - Quizvraag

Welke cursus kan je combineren met je drukke agenda?


Ik wil het woordje 'drukke' opzoeken in een woordenboek. Naar welk woord ga je zoeken?
A
drukken
B
drukte
C
gedrukt
D
druk

Slide 29 - Quizvraag

Meervoud van woorden
In een woordenboek kun je zelfs de meervouden van woorden opzoeken. In sommige woordenboeken staat het meervoud volledig uitgeschreven en in andere woordenboeken staat alleen het laatste deel van het meervoud geschreven.

Slide 30 - Tekstslide

Kijk in jouw woordenboek. Hoe staat het meervoud in jouw woordenboek geschreven?

Slide 31 - Open vraag

Waar vind ik het lidwoord/geslacht van een woord? 
Elk woord heeft een woordgeslacht en daar hoort een lidwoord bij. Ook dit kun je opzoeken in je woordenboek:
v(rouwelijk) --> de
m(annelijk) --> de
o(nzijdig) --> het
In sommige woordenboeken staat er 'de' of 'het'. in ander woordenboeken staat ook het geslacht van het woord erbij. 

Slide 32 - Tekstslide

Lidwoord/woordgeslacht
Woordgeslacht 
De meervoudsvormen

Slide 33 - Tekstslide

Oefening woordbetekenis
4) De gebombardeerde stad bood een desolate aanblik: de lokale bevolking had zich verschanst in povere hutjes. 

Bedenk eerst zelf wat de woorden betekenen. Controleer het in je woordenboek. 


timer
2:00

Slide 34 - Tekstslide

Oefening woordbetekenis
Energiek beende ze op de uitbater af. `Als ik tien aperitieven bij u afneem, hoeveel procent reductie krijg ik dan?' 
   
Bedenk eerst zelf wat de woorden betekenen. Controleer het in je woordenboek. 


timer
2:00

Slide 35 - Tekstslide

Zelf onderzoeken
Polyester         Beducht          Ypsilon             Infiltrant
Beeldbuis        Guillotine        überhaupt      Gruwen            Aanklager       Gladiool           Koeioneren    Choqueren      
Censuur          Agorafobie      Voortmaken   Zwijm

Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag

Werkblad woordenboekgebruik maken. 

Slide 37 - Tekstslide