8.3 I / P

8.3
Conflict in het Midden-Oosten
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisWOStudiejaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

8.3
Conflict in het Midden-Oosten

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  1. Toelichten leerdoelen
  2. Start Israël Palestina conflict
  3. Opdracht berichtgeving over het conflict
  4. Golfoorlog en de Irakoorlog

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt het conflict tussen Israël en de Palestijnen in eigen woorden uitleggen.
  2. Je kunt begrijpt waarom goede berichtgeving over conflicten lastig is.
  3. Je kunt oorzaken opnoemen voor de Golfoorlogen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Voorgeschiedenis voor 1990 
Het conflict tussen de Palestijnen en de Joden kent een lange voorgeschiedenis.

Palestina heeft van oudsher een grotendeels Arabische bevolking. Palestina wordt echter ook door Joden als thuisland gezien.

Slide 5 - Tekstslide

Oorzaak: Palestina heeft van oudsher een grotendeels Arabische bevolking. Palestina wordt echter ook door Joden als thuisland gezien.
Gevolg?

Slide 6 - Open vraag

De staat Israël
De net opgerichte Verenigde Naties moest met een oplossing komen voor het gebied. Er werd een resolutie aangenomen die Palestina zou verdelen in een Joodse staat en een Arabische staat. De Arabische landen in het Midden-Oosten stemden tegen de resolutie, maar de resolutie werd wel in meerderheid aangenomen door de Verenigde Naties. 

David Ben-Gurion riep op 14 mei 1948 de onafhankelijke staat Israël uit. Omliggende Arabische landen accepteerden de oprichting van de staat Israël niet en wilden ook niet met Israël onderhandelen.

Slide 7 - Tekstslide

De staat Israël
Er ontstond een oorlog (de Arabisch-Israëlische Oorlog - 1948), die door Israël werd gewonnen. Zo zou Israël in latere jaren meerdere overwinningen op de Arabieren boeken. De verhouding tussen Israël en de Arabische buurlanden (inclusief de Palestijnen) bleef slecht.


Slide 8 - Tekstslide

Nakba
Een Palestijns beeld uit de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948. Je ziet hier Palestijnse vluchtelingen die uit Galilea vluchten. Naast dat Israël in 1948 zijn vijanden versloeg, werden er ook vele Palestijnen verjaagd uit hun dorpen. Tevens werden er vele Palestijnen gedood. Deze gebeurtenis wordt ook wel ‘Nakba’ genoemd, wat ‘ramp’ of ‘catastrofe’ betekent. Nakba wordt door de Palestijnen jaarlijks herdacht op 15 mei.

Slide 9 - Tekstslide

De situatie na 1990
In 1992 werd Yitzhak Rabin premier van Israël. Hij wilde in het geheim onderhandelingen met de Palestijnen voeren. De gesprekken tussen Rabin en PLO-leider Yasser Arafat leidden tot de Oslo-akkoorden. 

Het Israëlische leger zou zich deels terugtrekken uit Palestijnse gebieden en de Palestijnen zouden gedeeltelijk zelf hun eigen gebieden mogen besturen. De Oslo-akkoorden zouden de opmaat voor een tweestaten-oplossing moeten zijn.

Slide 10 - Tekstslide

De situatie na 1990
De Palestijnse gebieden, de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook vormen samen de Staat Palestina. De twee bekendste Palestijnse politieke bewegingen zijn Fatah en Hamas. Hamas wordt door Israël (met steun van Europa) gezien als een terreurorganisatie.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Opdracht
  1.  Check je magister mail voor de opdracht
  2. Lees de opdracht goed
  3. Je werkt alleen en in stilte
  4. Heb je vragen? Kom dan naar voren.
timer
13:00

Slide 13 - Tekstslide

1. Hoe organiseert de NOS de berichtgeving vanuit verschillende locaties?

Slide 14 - Open vraag

De NOS heeft verslaggevers op verschillende strategische locaties, zoals Israël, Gaza, Libanon en Cairo. Zij werken samen met lokale journalisten en maken gebruik van betrouwbare bronnen ter plaatse om een breed en gedetailleerd beeld te schetsen.

Slide 15 - Tekstslide

2. Welke uitdagingen komen journalisten tegen bij het verslaggeven van deze oorlog?

Slide 16 - Open vraag

Journalisten worden geconfronteerd met veiligheidsrisico's, beperkte toegang tot bepaalde gebieden en de complexiteit van de situatie. Ze moeten navigeren door propaganda en desinformatie om nauwkeurige berichten te leveren.

Slide 17 - Tekstslide

3. Hoe verifieert de NOS informatie en voorkomt desinformatie?

Slide 18 - Open vraag

De NOS gebruikt meerdere bronnen om informatie te verifiëren, werkt samen met fact-checking organisaties en maakt gebruik van technologie om beelden en video's te analyseren en de authenticiteit ervan te controleren.

Slide 19 - Tekstslide

4. Bespreek de invloed van woordkeuze in de berichtgeving. Hoe beïnvloedt dit de perceptie van het publiek?

Slide 20 - Open vraag

Woordkeuze kan sterk beïnvloeden hoe het publiek een gebeurtenis interpreteert. Neutrale taal helpt om objectief te blijven, terwijl geladen termen emoties en vooroordelen kunnen versterken. Journalisten moeten bewust kiezen voor woorden die feitelijk en onpartijdig zijn om een eerlijk beeld te geven van de situatie.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Golfoorlogen
  1. Zowel Koeweit als Irak hoorde oorspronkelijk bij het Ottomaanse Rijk. Saddam Hoessein vond dus dat Koeweit bij Irak hoorde.
  2. Koeweit lag strategisch ten opzichte van de Perzische Golf.
  3. Irak had grote schulden bij Koeweit. Koeweit weigerde de schulden kwijt te schelden, waardoor Irak veel geld aan aflossing kwijt was.
  4. Koeweit, net als Irak olierijk, produceerde te veel olie waardoor Irak olie-inkomsten misliep. Daarnaast beschuldigde Irak Koeweit ervan Iraakse oliebronnen aan te boren.
  5. Amerika en VN grijpen in om conflict tot een einde te brengen en olie veilig te stellen.

Slide 24 - Tekstslide

Irakoorlog
De Verenigde Staten bemoeiden zich vanaf 2003 wederom met Irak (Irakoorlog). De belangrijkste oorzaken:

  1. Saddam Hoessein onderdrukte Iraakse minderheden en moest verdwijnen als leider.
  2. Irak zou massavernietigingswapens hebben, die het westen zouden bedreigen.
  3. Irak zou een thuisbasis van terroristen zijn, waardoor de aanslagen van 11 september 2001 mogelijk waren. Daarover meer in de volgende leertekst.

Slide 25 - Tekstslide