Onlineles 01-07-2020 Koning van Katoren

Lezen & Schrijven
  • Korte theorie over fictie
  • Trailer Koning van Katoren
  • Korte schrijfopdracht
  • Beoordelen van elkaars schrijfopdracht


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen & Schrijven
  • Korte theorie over fictie
  • Trailer Koning van Katoren
  • Korte schrijfopdracht
  • Beoordelen van elkaars schrijfopdracht


Slide 1 - Tekstslide

Fictie
Verhalen die zijn geschreven om je te amuseren en 
te vermaken. Het is fantasie. 
Het berust dus vaak niet op de werkelijkheid.
Ze hebben een hoofdpersoon van wie je weet wat 
hij of zij denkt en voelt. 
Non-fictie
Dit zijn alle teksten, die zijn geschreven met een ander doel dan je te amuseren. Bijvoorbeeld overtuigen of informeren.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Genres
Elke film heeft een genre

Een genre is het soort verhaal: bijvoorbeeld een griezelverhaal, een verhaal over geschiedenis, fantasie, dieren of avontuur.


Slide 4 - Tekstslide

Hoofdpersoon
De hoofdpersoon is de persoon over wie het hele boek gaat. Je kunt lezen wat hij of zij denkt en voelt.

In de meeste boeken maakt de hoofdpersoon een ontwikkeling door. De hoofdpersoon heeft een probleem  en probeert dat op te lossen.
Door dit proces verandert de hoofdpersoon.

Slide 5 - Tekstslide

Waarom is lezen belangrijk?

Slide 6 - Open vraag

Koning van Katoren
Filmvragen
Beantwoord samen met je buurman de volgende vragen.

Let op de volgende beoordelingspunten:

Slide 7 - Tekstslide

Korte schrijfopdracht:
Schrijf (straks) in tio bij week 27 -> verhalen; een zelfverzonnen einde van dit boek. (ongeveer 200 woorden) 
Let hierbij op: 
Spelling                                                                             Creativiteit
  • Spelling leestekens,                                              Compleet zelf verzonnen of(hoofdletters en punten!)                                     een kopie van het verhaal?
  • sterke werkwoorden en                                        
  • zwakke werkwoorden.

Zinsopbouw
  • Eenvoudige of minder eenvoudige zinsconstructies. 
  • Gebruik van een variatie van woordkeus met gebruik van synoniemen.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Koning van Katoren
Filmvragen
1. Kun je in een aantal woorden vertellen waar de film over gaat?

2.Wat vond je van het einde van de film?

3. Het boek schreef Jan Terlouw in 1971. Het verhaal gaat over een denkbeeldig land. Toch zijn veel problemen in de film herkenbaar in onze huidige samenleving. Welke problemen? 
Zie de foto's op de volgende sheet!


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdpersoon
De hoofdpersoon is de persoon over wie het hele boek gaat. Je kunt lezen wat hij of zij denkt en voelt.
4. Omschrijf de hoofdpersoon: hoe oud is hij, man of vrouw, hoe ziet hij eruit?
Hoe ontwikkelt hij zich in het verhaal? En de journalist? Hoe ontwikkelt zij zich?

Slide 12 - Tekstslide

Genre


5. Onder welk genre valt deze film?
Spreekt het genre je aan? Waarom wel en waarom niet?

Slide 13 - Tekstslide

Lezen
6. 
  • Wil je in de toekomst meer boeken gaan lezen met dit genre?
  • Of lees je liever een ander genre? Welke en waarom?
  • Ben je na het zien van de trailer ook geïnteresseerd geraakt in het lezen van het boek?

Slide 14 - Tekstslide

Hoeveel fouten?
  • Wissel je blaadje (via de chat van Teams met iemand uit).   
  • Kijk elkaars werk na. Is het onvoldoende, voldoende of goed?
  • Hoeveel fouten voor:
Spelling?
Hoofdletters en komma's.
Sterke en zwakke werkwoorden?
Zinsopbouw?
Eenvoudig? Correct?
Dezelfde woorden of en variatie van woorden d.m.v. synoniemen?
Creativiteit?
Origineel of een exacte kopie van het bestaande verhaal?

Slide 15 - Tekstslide

Nakijken
Spelling                                                                                   Creativiteit
  • Spelling leestekens,                                                    -Compleet zelf verzonnen of
  • sterke werkwoorden en                                             -Een kopie van het verhaal?
  • zwakke werkwoorden                                                -Spannend? Leuk? Origineel?

Zinsopbouw
  • Eenvoudige zinsconstructies zijn correct, 
  • gebruik van een variatie van woordkeus met gebruik van synoniemen

Slide 16 - Tekstslide

Begrippenlijst
Perspectief:  Het perspectief ligt bij de persoon in het verhaal van wie je weet wat hij denkt en voelt. Meestal is dat de hoofdpersoon.

Slide 17 - Tekstslide

Inleven: 
je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn  
of hoe iemand anders zich voelt.

Ik-vorm: Als een verhaal de ik-vorm heeft,
is het geschreven in de ik-vorm. 
Je weet wat de ik-persoon denkt en voelt.

Hij/zij-vorm: Als er geen ik-persoon in het verhaal 
voorkomt, is het verhaal geschreven in de hij/zij-vorm.



Slide 18 - Tekstslide

Tot vrijdag! 

Slide 19 - Tekstslide