HAVO 3 L'adverbe / Het bijwoord

Terugblik vorige les
1. mannelijk enkelvoud : un grand garçon
2. mannelijk meervoud: deux grands garçons
3. vrouwelijk enkelvoud: une petite fille
4. vrouwelijk meervoud: deux petites filles

Het bijvoeglijk naamwoord kom ACHTER het zelfstandig naamwoord. BEHALVE als het voorkomt in dit rijmpje, dan komt het ERVOOR
Bon / Beau / Joli / Haut / Long / Petit / Jeune / Vaste / Grand / Vieux / Mauvais / Méchant

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Terugblik vorige les
1. mannelijk enkelvoud : un grand garçon
2. mannelijk meervoud: deux grands garçons
3. vrouwelijk enkelvoud: une petite fille
4. vrouwelijk meervoud: deux petites filles

Het bijvoeglijk naamwoord kom ACHTER het zelfstandig naamwoord. BEHALVE als het voorkomt in dit rijmpje, dan komt het ERVOOR
Bon / Beau / Joli / Haut / Long / Petit / Jeune / Vaste / Grand / Vieux / Mauvais / Méchant

Slide 1 - Tekstslide

(interessant = intéressant)
C'est un .............. film ...............
A
un film intéressant
B
un intéressant film
C
un film intéressante
D
un intéressante film

Slide 2 - Quizvraag

(sportief = sportif)
Ce sont des ...............garçons ...............
A
des garçons sportif
B
des sportifs garçons
C
des garçons sportifs
D
de garçons sportives

Slide 3 - Quizvraag

(klein = petit)
C'est ma ...............soeur ...............
A
ma soeur petit
B
ma petite soeur
C
ma petit soeur
D
ma soeur petite

Slide 4 - Quizvraag

(mooi = joli)
Ce sont de ...............filles ...............
A
de jolies filles
B
de jolis filles
C
de filles jolies
D
de filles joli

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verschil?
Il skie bien.
C'est un bon skieur.
Tekst

Slide 6 - Open vraag

L'adverbe / Het bijwoord

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kent de verschillende functies van het bijwoord.
  2. Je weet hoe je het bijwoord maakt.
  3. Je weet wanneer je een bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord moet gebruiken.

Slide 8 - Tekstslide

  1. Kijk en luister naar het filmpje en beantwoord daarna de vragen.
  2. Bestudeer de uitlegdia's.
  3. Maak de opdrachten.
  4. Maak je eigen mindmap.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Wanneer gebruik je een bijwoord?

Slide 11 - Open vraag

Goed of fout?
Il parle poliment
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

Goed of fout?
Je parle bon français
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quizvraag

Goed of fout?
il roule lentment
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

Goed of fout?
C'est un bon chanteur.
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quizvraag

Goed of fout?
il joue mal.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag

timer
3:00

Slide 17 - Tekstslide

timer
3:30

Slide 18 - Tekstslide

timer
3:30

Slide 19 - Tekstslide

Maak van het bijvoeglijknaamwoord een bijwoord.

Lent / Cette auto roule ...

Slide 20 - Open vraag

Maak van het bijvoeglijk naamwoord een bijwoord.

facile / Je peux ...résoudre le problème.

Slide 21 - Open vraag

Maak van het bijvoeglijk naamwoord een bijwoord.

seul / Je veux ... savoir où il est.

Slide 22 - Open vraag

vul de gegeven woorden in het Frans is.

goed - slecht / Pierre est un ...élève, mais il travaille ...

Slide 23 - Open vraag

Vul de gegeven woorden in het Frans in.
beste - beter / Ce cycliste est le .... grimpeur. Il grimpe .... que les autres.

Slide 24 - Open vraag

Evaluatie
Maak je eigen mindmap over het bijwoord

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link