extra les PS/PC

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

What do you remember about the present simple?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Present simple:
She...in Amsterdam.
A
study
B
studyed
C
studies
D
studied

Slide 4 - Quizvraag

Present simple:
They usually... when you call their name.
A
stop
B
stops
C
stoped
D
stopped

Slide 5 - Quizvraag

Present simple
They...a sister.
A
Have
B
has
C
are having
D
got

Slide 6 - Quizvraag

Present Simple:
She ... (not-to buy) many shoes.

Slide 7 - Open vraag

Present Simple:
[you - to like] _____apples?

Slide 8 - Open vraag

present simple
She ..... (to teach) English.

Slide 9 - Open vraag

What do you remember about the present continuous?

Slide 10 - Woordweb

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Present Continuous

We ... (to learn) about the present continuous.
A
are learning
B
learn
C
am learning
D
learns

Slide 13 - Quizvraag

Present continuous:
...we... now?
A
do..leave
B
are..leave
C
are..leaveing
D
are..leaving

Slide 14 - Quizvraag

Present Continuous:
___ you _____ me? (joke)

Slide 15 - Open vraag

Present Continuous
I .... (think) about you.

Slide 16 - Open vraag

Present continuous :
She __________ (call) her sister right now.

Slide 17 - Open vraag

I
Present simple
Present continuous
 am cutting paper with my scissors now.
To be+hele werkwoord+ing
Iets wat nu gebeurt
Hele werkwoord (+S)
always, never, often, sometimes, usually, on Mondays, during the week, in the weekend.
Right now, currently, at the moment
Bij feiten, gewoontes, iets wat vaak/nooit gebeurd
I watch Netflix when I come home from school.

Slide 18 - Sleepvraag

What are you going to do when you need to choose between the present simple and present continuous?
- 1: Kijk welke signaalwoorden je ziet in de zin.
- 2: Bepaal welke tijd daarbij hoort
- 3: Kijk om welke persoon het gaat, zodat je de juiste vervoeging kan gebruiken.
- 4: Maak de zin af door de juiste tijd en de juiste vervoeging te gebruiken

Slide 19 - Tekstslide

He is traveling around the world at the moment.
Ga na: 
- Welk signaalwoord herken je?
- Bij welke tijd hoort dit?
- Om welke persoon gaat het?
Maak de vervoeging

Slide 20 - Tekstslide

I always study hard for exams.
Ga na: 
- Welk signaalwoord herken je?
- Bij welke tijd hoort dit?
- Om welke persoon gaat het?
bepaal de vervoeging

Slide 21 - Tekstslide