Alphen A2B1 7 maart



De woorden van Thema 2, taak 3 en 4
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les



De woorden van Thema 2, taak 3 en 4

Slide 1 - Tekstslide

Marloes kwam door de moeilijke tijd heen, ................... de hulp van haar vrienden.
A
dichtbij
B
dankzij
C
ondanks
D
beseffen

Slide 2 - Quizvraag

Patricia heeft bruin haar, maar ze verft het meestal ......................
A
het model
B
creatieve
C
beschermen tegen
D
blond

Slide 3 - Quizvraag

Als je ................... gewend bent aan een elektrische fiets, wil je nooit meer anders.
A
de band
B
eenmaal
C
spontaan
D
dichtbij

Slide 4 - Quizvraag

Davide ging naar de universiteit. Maar hij stopte met zijn studie want hij wilde iets ..................... doen.
A
vertrouwen
B
optimistisch
C
voornamelijk
D
praktisch

Slide 5 - Quizvraag

Barbara is nu eenmaal zo! Je moet haar .................... zoals ze is.
A
beseffen
B
accepteren
C
overdreven
D
verslaafd

Slide 6 - Quizvraag

We ...................... de minister om zijn moed, .................. dat hij fouten heeft gemaakt.
A
vertrouwen, bewonderen
B
qua, vertrouwen
C
qua, eigenschap
D
bewonderen, ondanks

Slide 7 - Quizvraag

Haar dochter is heel .................... Ze zingt en schrijft haar eigen ..................
A
optimistisch, onrust
B
overdreven, opbergen
C
creatief, liedjes
D
gedrag, mening

Slide 8 - Quizvraag

Deze schoenen passen ................ kleur het beste bij de jurk.
A
qua
B
somber
C
ondanks
D
shoppen

Slide 9 - Quizvraag

Ik .................. zondag lekker ...................... met mijn dochter.
A
heb, geshopd
B
ben, geshopt
C
heb, geshopt
D
ben geshopd

Slide 10 - Quizvraag

Jij ................... Peter ook nooit .....................
A
bent, vertrouwd
B
hebt, vertrouwd
C
bent, gevertrouwd
D
heb, gevertrouwd

Slide 11 - Quizvraag

Welke zanger .................... jij als kind het meest ......................?
A
heb, bewonderd
B
heb, bewondert
C
is, bewonderd
D
heb, gebewonderd

Slide 12 - Quizvraag

Leonardo Di Caprio speelt hier de ..................... van een topcrimineel.
A
onzin
B
liedje
C
discussie
D
rol

Slide 13 - Quizvraag

Mijn broer en ik bezoeken onze tante .......................
A
geregeld
B
ondanks
C
dichtbij
D
de stelling

Slide 14 - Quizvraag




Onregelmatige werkwoorden

Slide 15 - Tekstslide

De gevangenen zijn ..................... om hard te werken in de fabriek. (dwingen)

Slide 16 - Open vraag

Mijn oom ...................... tien euro aan mijn broer maar niks aan mij. (geven)

Slide 17 - Open vraag

Toen het kindje in het ijskoude water viel, ...................... zijn moeder hem achterna. (duiken)

Slide 18 - Open vraag

De monniken hebben .................... bij het graf van hun leider. (bidden)

Slide 19 - Open vraag

Hebben jullie de opdracht .....................? (begrijpen)

Slide 20 - Open vraag

De onervaren kok ...................... het vlees veel te lang. (braden)

Slide 21 - Open vraag

Liefdevol ..................... oma zich over haar kleinkind. (buigen)

Slide 22 - Open vraag

We wisten niet of we op vakantie zouden gaan. Dat .................. .................. van het weer. (afhangen)

Slide 23 - Open vraag

Mijn tante .................... twee keer van een dochter en één keer van een zoon. (bevallen)

Slide 24 - Open vraag



Mét of zonder 'te'?

Slide 25 - Tekstslide

Ik heb de zolen van de schoenen te laten maken door de schoenmaker.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

Ik zit net te bedenken wat ik moet halen bij de supermarkt.
A
goed
B
fout

Slide 27 - Quizvraag

Wat durf jij zeggen, als je baas onredelijk is?
A
goed
B
fout

Slide 28 - Quizvraag

Wij maken graag een praatje met de buren.
A
goed
B
fout

Slide 29 - Quizvraag

Wat loop jij nou raar te doen?
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quizvraag

Morgen wil Marga haar haar te laten knippen.
A
goed
B
fout

Slide 31 - Quizvraag

De sporters komen vaak te laat bij de fysiotherapeut.
A
goed
B
fout

Slide 32 - Quizvraag

De dieren gaan het hok in omdat ze willen te eten.
A
goed
B
fout

Slide 33 - Quizvraag