Hygiene en infectiepreventie
1 / 30
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Op welke momenten moet je je handen wassen?
A
Als ik terug kom van de lunch
B
Nadat ik iemand heb geholpen op het toilet
C
Voordat ik een bewoner ga helpen op het toilet
D
Voordat ik iemand ga helpen met het eten.
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de beste manier van handen wassen na toiletgang?
A
Met water en zeep en afdrogen met een handdoek
B
Met handalcohol
C
Met water en zeep en afdrogen met een papieren handdoek
D
alle manier zijn OK
Slide 24 - Quizvraag
Wie is er verantwoordelijke voor handhygiëne in de thuiszorg?
A
In de eerste plaats de werkgever en
B
In de eerste plaats is dat de medewerker zelf
C
De hulpvrager
D
Medewerker en klanten komen hier samen uit
Slide 25 - Quizvraag
Wat is het norovirus?
A
De veroorzaker van een vervelende buikgriep
B
Een multiresistent virus
C
Een virus die luchtwegklachten kan veroorzaken
D
Een virus die iedereen bij zich draagt
Slide 26 - Quizvraag
Wat is handig om altijd bij je te hebben tijdens de zorgverlening in het belang van de hygiëne?
A
Je werktelefoon
B
Een tube met handcreme
C
Een pen en je eigen thermometer
D
Een paar niet-steriele handschoenen en handalcohol
Slide 27 - Quizvraag
Op welke manieren kan besmetting plaatsvinden?
Slide 28 - Open vraag
Wat is een belangrijk risico bij MRSA?
