In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 3: Schakelingen
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
Terugblik
Theorie
leerdoelen checken
Huiswerk maken
Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
wat weten jullie nog van vorige les?
Slide 3 - Woordweb
Leerdoelen
• Je kunt uitleggen of er wel of geen elektriciteit loopt in een open of gesloten stroomkring.
• Je kunt uitleggen wat we bedoelen met een elektrische component en minstens vijf voorbeelden noemen.
• Je kunt uitleggen wat we bedoelen met een elektrische schakeling
• Je kunt uitleggen welk onderdeel van een simpele schakeling de energie levert.
• Je kunt uitleggen welk onderdeel van een simpele schakeling de energie verbruikt.
• Je kunt uitleggen welk onderdeel van een simpele schakeling de energie levert.
• Je kunt uitleggen welk onderdeel van een simpele schakeling de energie verbruikt.
Sectie 1
• Je kunt de vier belangrijkste regels noemen voor het tekenen van schakelschema’s.
1. - Draden tekenen we alleen horizontaal of verticaal.
2. - Afstanden in het schakelschema zeggen niets over de
werkelijke afstanden.
3. - Posities in het schakelschema zeggen niets over de
werkelijke posities.
4. - Het schakelschema moet zo overzichtelijk mogelijk zijn.
Je kunt de symbolen tekenen van een draad, een spanningsbron, een lamp, een schakelaar, een stroommeter en een spanningsmeter.
• Je kunt uit het hoofd simpele schakelschema’s tekenen.
Slide 4 - Tekstslide
schakelschema
Een schakeling bestaat uit allemaal elektrische componenten. (Lampje,batterij en elektriciteitssnoer)
Je kunt lampen, schakelaars, snoeren en spanningsbronnen op verschillende manieren met elkaar verbinden. Anders gezegd: ‘je kunt er allerlei elektrische schakelingen mee maken.’
Symbolen voor een schakelschema
Slide 5 - Tekstslide
Hoe noemen we een overzichtelijke tekening van een schakeling?
A
Parallelschakeling
B
Schakelaar
C
Schakelschema
D
Serieschakeling
Slide 6 - Quizvraag
De 4 tekenregels
Draden tekenen we alleen horizontaal of verticaal.
Afstanden in het schakelschema zeggen niets over de werkelijke afstanden.
Posities in het schakelschema zeggen niets over de werkelijke posities.
Het schakelschema moet zo overzichtelijk mogelijk zijn.
Slide 7 - Tekstslide
Serieschakeling
Een serieschakeling heeft geen vertakkingen: er is maar één stroomkring
Stroomsterkte blijft hetzelfde (Ampere)
De spanning wordt verdeeld (Volt)
Slide 8 - Tekstslide
parallelschakeling
In een parallelschakeling heeft ieder electronisch onderdeel een eigen stroomkring. Dus wanneer een onderdeel uitvalt dan blijft de rest werken!
De stroomsterkte splitst in een parallelschakeling.
De spanning wordt bij een parallelschakeling niet verdeeld. Ieder apparaat heeft zijn eigen stroomkring en is daarin de enige die stroom krijgt. Dus als je een 9 V batterij hebt zal ieder apparaat in een parallelschakeling 9 V krijgen.
Slide 9 - Tekstslide
Wat voor soort schakeling is dit?
A
serie
B
parallel
C
serie en parallel
D
geen van beide
Slide 10 - Quizvraag
Serie VS Parallel schakelingen
Bij een parallelschakeling zitten alle elektrische apparaten in een eigen stroomkring. Bij een serieschakeling is er maar 1 stroomkring
Als we naar de stroomsterkte (A) kijken in een parallelschakeling dan zien we dat de ampère zich gaan splitsen en ieder een eigen weg hebben naar een elektrisch apparaat. Bij een serieschakeling is de stroomsterkte overal hetzelfde
De spanning (U) wordt bij een parallelschakeling niet verdeeld. Bij een parallelschakeling is de stroom overal gelijk. Ieder apparaat heeft zijn eigen stroomkring en is daarin de enige die stroom krijgt. Bij een serieschakeling word de spanning (U) juist over de lampjes verspreid
Screenshot nemen!!
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
In de kerstboom gaat één lampje stuk, de andere lampjes gaan dan ook uit. (hele oude verlichting) Wat kun je zeggen over de schakeling van de lampjes?
A
Ze staan in serie
B
Ze staan parallel
C
Je kan er niets over zeggen maar moet meer onderzoeken
D
Ze staan zowel in serie als ook parallel
Slide 13 - Quizvraag
Leerdoelen checken
Slide 14 - Tekstslide
Hoe noem je een tekening van een schakeling?
A
Een wisselschakeling
B
Een stroomkring
C
Een symbool
D
Een schakelschema
Slide 15 - Quizvraag
Hoe noemen we een schakeling zonder vertakking
A
Parallelschakeling
B
Serieschakeling
C
Wisselschakeling
D
Omzetschakeling
Slide 16 - Quizvraag
Koppel de tekening aan een van de twee soorten schakelingen.
Serieschakeling
Parallelschakeling
Slide 17 - Sleepvraag
Als 1 lampje uit gaat in een serieschakeling dan:
A
Gaan een paar lampjes zwakker branden
B
Gaan alle lampjes uit
C
Dan gaan alle lampjes zwakker branden
D
Gaan de andere lampjes sterker branden
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de naam van onderdeel C? Wat gebeurt er met A als C ontbreekt