4H thema 7 BS 3

Ecosystemen
4 Havo
Thema 7
BS 3
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Ecosystemen
4 Havo
Thema 7
BS 3

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Leerdoel:
  • Je kunt de voedselrelaties en de informatiesystemen binnen een ecosysteem beschrijven
  • Je kunt de energiestroom door een ecosysteem beschrijven

Programma:
  1. B2 afmaken
  2. Wat weet je nog van populatiedynamiek?
  3. Voedselrelaties in ecosystemen
  4. Zelf werken

Slide 2 - Tekstslide

Hoe heet de relatie tussen populaties van verschillende soorten ?
A
Individu
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem

Slide 3 - Quizvraag

Symbiose: langdurige samenleving verschillende soorten
Beide soorten hebben voordeel van de symbiose +/+ :  

Ene individu heeft voordeel de ander geen voordeel of nadeel +/0: 

Ene individu heeft nadeel en de ander een voordeel: 
+/-
De parasiet leeft op of in de gastheer

Slide 4 - Tekstslide

Deze vorm van symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 5 - Quizvraag

Welke vorm van symbiose is dit?
A
Mutualisme (+/+)
B
Commensalisme (+/0)
C
Parasitisme (+/-)

Slide 6 - Quizvraag

Deze vorm van symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Feminisme

Slide 7 - Quizvraag

Biologisch evenwicht
= de grootte van een populatie schommelt altijd rond een bepaalde evenwichtswaarde.(dynamisch evenwicht)
Of een populatie groeit of krimpt is afhankelijk van de abiotische en biotische factoren (afb. 10).
predator volgt het ritme van de prooi!!

Slide 8 - Tekstslide

Hoe groot is de draagkracht voor schapen?
A
1500 schapen
B
2200 schapen
C
2 200 000 schapen
D
1 500 000 schapen

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer er teveel konijnen in een gebied zijn, neemt de concurrentie toe (om voedsel) en worden vrouwtjes onvruchtbaar; dit is een voorbeeld van een
A
dichtheidsafhankelijke factor
B
dichtheidsonafhankelijke factor

Slide 10 - Quizvraag

Vele insectensoorten blijken na een strenge winter massaal terug te komen, dit is een voorbeeld van een
A
dichtheidsafhankelijke factor
B
dichtheidsonafhankelijke factor

Slide 11 - Quizvraag

Waardoor leidt overschrijding van draagkracht meestal tot een lagere draagkracht in het gebied?
A
de dieren zijn dood
B
voedselbronnen zijn uitgeput
C
het systeem schiet door
D
het gebied is kleiner geworden

Slide 12 - Quizvraag

Planten met bladgroen kunnen door fotosynthese glucose en zuurstof maken uit CO2, water en zonlicht. Planten zijn daarom ...
A
Heterotroof
B
Autotroof

Slide 13 - Quizvraag

Voedselrelaties
In een levensgemeenschap zijn er verschillende relaties tussen soorten. Voedselrelaties worden weergegeven in een voedselketen
= reeks waarin elke soort voedselbron is voor de volgende soort.
  • 1e schakel = plant
  • 2e schakel = planteneter (herbivoor)
  • 3e en verdere schakels = vlees- of alleseters

Slide 14 - Tekstslide

Energiestromen: let op de pijlrichting
Autotroof = maken hun eigen organische stof 
Heterotroof = hebben anderen nodig voor organische stof (eten dit als voedsel)

Producent: maakt organische stoffen uit anorganische stoffen (assimilatie) --> planten
Consument: maakt organische stoffen uit organische stoffen --> dieren
Reducent: maakt anorganische stoffen uit organische stoffen (mineralisatie) --> bacteriën en schimmels
Elke schakel in een voedselketen is een trofisch niveau
1e niveau = producent
vanaf 2e niveau = consument

Slide 15 - Tekstslide

Energiestroom
Koolstofassimilatie = opbouw van organische stoffen uit anorganische stoffen
  • Kost energie bv Fotosynthese in planten: 
Koolstofdioxide +water (+ energie uit licht)  --> glucose + zuurstof 
(onder invloed van zonlicht)

Dissimilatie = afbraak van organische stoffen tot anorganische stoffen, bv door consumenten 
glucose + zuurstof --> koolstofdioxide + water + energie
  • energie komt vrij
  • verbranding
  • planten kunnen anorganische stoffen weer opnemen

Reducenten sluiten de kringloop van stoffen.

Slide 16 - Tekstslide

Voedselweb
In een ecosysteem lopen meerdere voedselketens door elkaar = voedselweb

Zo kan een organisme in de ene voedselketen een andere trofisch niveau (schakel) zijn dan in een andere voedselketen.

Slide 17 - Tekstslide

Zelf werken
Lezen en maken
B2 blz 132 en 133, opdracht 10, 11, 12

B3 t/m 'energiestroom' (blz. 136 t/m 139) en  opdr. 14 t/m 17. Ben je klaar of wil je meer? Bekijk op biologiepagina.nl/4H/th7/info   de informatie over 7.3


Kun je:
  •  de voedselrelaties en de informatiesystemen binnen een ecosysteem beschrijven?
  • de energiestroom door een ecosysteem beschrijven?

Slide 18 - Tekstslide

Ecosystemen
4 Havo
Thema 7
BS 3

Slide 19 - Tekstslide

Vandaag
Leerdoel:
  • Je kunt de voedselrelaties en de informatiesystemen binnen een ecosysteem beschrijven
  • Je kunt de energiestroom door een ecosysteem beschrijven

Programma:
  1. Huiswerk vragen?
  2. Wat weet je nog van voedselrelaties?
  3. Uitleg: energiestromen
  4. Bouw je eigen voedselweb
  5. Zelf werken

Slide 20 - Tekstslide

Een voedselketen begint altijd met:
A
een consument
B
een producent
C
een reducent
D
het is een rondje

Slide 21 - Quizvraag

Welk dier of welke dieren uit het voedselweb hiernaast is/zijn een consument van zowel de 2e, 3e als 5e orde?
A
Leeuw
B
Aapje
C
Panter
D
Gier

Slide 22 - Quizvraag

Welke voedselketen is goed genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quizvraag

Biomassa
Het biologische begrip biomassa slaat op de totale massa (boven- en ondergronds en het drooggewicht) van organismen in ecosystemen. Hieronder valt zowel plantaardig als dierlijk materiaal. De biomassa van de organismen is voor een groot deel opgebouwd uit organische moleculen die energie bevatten. Als een organisme wordt gegeten gaat de energie uit de biomassa van het gegeten organisme naar degene die eet.
Let op richting van de pijl:        kikker --> fuut

Slide 24 - Tekstslide

Piramide van biomassa
Biomassa: totale drooggewicht van alle organische stoffen (dus zonder het water)

Piramide van biomassa = biomassa per schakel van de voedselketen

Slide 25 - Tekstslide

Piramide van aantallen
Een piramide van biomassa is anders dan een piramide van aantallen
= Piramide waarin van elke schakel is weergegeven hoeveel organismen nodig zijn om de laatste schakel te voeden.

Piramides van biomassa zijn ALTIJD piramide vormig omdat er per trofisch niveau energie verloren gaat uit de voedselketen. 
-door dissimilatie in het organisme, 
-onverteerde delen of 
-(delen van) organismen die niet gegeten worden en een natuurlijke dood sterven. 

Slide 26 - Tekstslide

Energiestroom
Hoe komt het dat een piramide van biomassa op elk niveau iets kleiner is?
Een deel van de productie van een trofisch niveau (Pn-1):
  1. wordt niet gegeten (N)
  2. wordt niet verteerd (F)
  3. wordt gebruikt voor verbranding (R)
  4. wordt gebruikt voor biomassa van het volgende trofische niveau (Pn)

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht voedselweb
Werken in tweetallen (klas) 

Maak een voedselketen van 5 schakels met daarin je huisdier
  1. Stel je voor dat je huisdier in de natuur zou leven (heb je geen huisdier, kies dan een dier dat je zou willen hebben of je lievelingsdier)
  2. Welke soort zou de voeding voor jou dier vormen? En welke soort eet die soort weer?
  3. Wordt jou dier dan ook gegeten door een ander dier? Zo ja, welke?
  4. Maak hier een voedselweb van met minstens 8 soorten.
  5. Schrijf bij elke soort of het gaat om een producent of een consument van een bepaalde orde.
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht piramides
Werken in tweetallen (klas) 

Maak een piramide van biomassa en een van aantallen.
  1. Kies een voedselketen van 3 à 4 schakels uit je voedselweb.
  2. Maak een piramide van biomassa met één trofisch niveau per schakel: welk trofisch niveau verwacht je heeft het meeste biomassa?
  3. Maak een piramide van aantallen met één trofisch niveau per schakel: welk trofisch niveau verwacht je heeft het meeste aantallen organismen?
  4. Noteer de verschillen en overeenkomsten die je ziet tussen beide piramides.
timer
10:00

Slide 29 - Tekstslide

Zelf werken
Lezen
BS 3 (blz. 136 t/m 142)

Maken
BS 3 opdr. 18 t/m 20. Ben je klaar of wil je meer? Maak opdr 21.

Kun je:
  •  de voedselrelaties en de informatiesystemen binnen een ecosysteem beschrijven?
  • de energiestroom door een ecosysteem beschrijven?

Slide 30 - Tekstslide