Hoofdstuk 3 Werken met formules 3.4 + Oefenproefwerk

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Welkom

Pak je spullen (etui, boek, schrift) voor je en

zet je vragen op het bord.

Je laptop blijft in de tas.

Doelen

Aan het einde van deze les kan/weet jij...

... controleren of formules gelijkwaardig zijn.

... lineaire formules met haakjes, zonder haakjes kunnen schrijven.

Terugblik

Jasper spaart volgens de formule b = 5w + 20.

Cindy spaart volgens de formule b = 10w + 10.

Hierbij is w het aantal weken en b het bedrag in euro's.

Maak een somtabel, een somformule en een somgrafiek bij hun sparen.

w	0	1	2	3
b (Jasper)	20	25	30	35

b (Cindy)	10	20	30	40
b (Jasper + Cindy)	30	45	60	75

Startgetal is 30 en hellingsgetal is 15

Somformule is

b = 15w + 30

3.4 Formules zonder haakjes schrijven

• Je leert controleren of formules gelijkwaardig zijn.
  
• Je leert lineaire formules met haakjes, zonder haakjes kunnen schrijven.

Zijn de twee formules gelijkwaardig?

A   k = 4(u + 5)

B   k = 4u + 20

Zijn de twee formules gelijkwaardig?

A   k = 4(u + 5)

B   k = 4u + 20

1. Maak een tabel.

Formule A                                            Formule B

Zijn de twee formules gelijkwaardig?

A   k = 4(u + 5)

B   k = 4u + 20

1. Maak een tabel.

Formule A                                            Formule B

u
k

Zijn de twee formules gelijkwaardig?

A   k = 4(u + 5)

B   k = 4u + 20

1. Maak een tabel.

Formule A                                            Formule B

u	0	1	2
k

Zijn de twee formules gelijkwaardig?

A   k = 4(u + 5)

B   k = 4u + 20

1. Maak een tabel.

Formule A                                            Formule B

u	0	1	2
k	20	24	28

Zijn de twee formules gelijkwaardig?

A   k = 4(u + 5)

B   k = 4u + 20

1. Maak een tabel.

Formule A                                            Formule B

u	0	1	2
k	20	24	28

u	0	1	2
k

Zijn de twee formules gelijkwaardig?

A   k = 4(u + 5)

B   k = 4u + 20

1. Maak een tabel.

Formule A                                            Formule B

u	0	1	2
k	20	24	28

u	0	1	2
k	20	24	28

Schrijf zonder haakjes.

           

                y = 2(x + 8)                                     m = 6(h + 2)

Zelfstandig werken

Hoe werk je? – Eerste 5 minuten in stilte daarna op fluistertoon overleggen.

Hulp? – 1. Lees de theorie en kijk naar de voorbeelden.

                 2. Overleg binnen je rij op fluistertoon of probeer een andere opgave.

                 3. Vraag de docent.

Klaar? – Nakijken daarna laat je werk zien.

Maken? – 3.4 opgave 21, 22, 23, 25, 26, 27

                     Oefenproefwerk P1 t/m P5

Herhaling 3.1 t/m 3.3

3.1

Hellingsgetal berekenen

Formule bij een grafiek maken

Maak een formule bij de lineaire grafiek.

Startgetal is 20

Hellingsgetal is 10 : 20 = 0,5

y = hellingsgetal x x + startgetal of

y = startgetal + hellingsgetal x x

3.2

Somtabel

Somformule

Somgrafiek

Jasper spaart volgens de formule b = 5w + 20.

Cindy spaart volgens de formule b = 10w + 10.

Hierbij is w het aantal weken en b het bedrag in euro's.

Maak een somtabel, een somformule en een somgrafiek bij hun sparen.

w	0	1	2	3
b (Jasper)	20	25	30	35

b (Cindy)	10	20	30	40
b (Jasper + Cindy)	30	45	60	75

Startgetal is 30 en hellingsgetal is 15

Somformule is

b = 15w + 30

3.3

Verschiltabel

Verschilformule

Verschilgrafiek

Klaas heeft formules gemaakt bij zijn inkomsten en uitgaven.

inkomsten:    b = 150m + 350        uitgaven:   b = 100m.

Hierbij is b het bedrag in euro's en m het aantal maanden.

Maak een verschiltabel, een verschilformule en een verschilgrafiek bij de formules.

m	0	1	2	3
b (in)	350	500	650	800

b (uit)	0	100	200	300
b (in - uit)	350	400	450	300

Startgetal is 350 en hellingsgetal is 50

Verschilformule is

b = 50m + 350

Zelfstandig werken

Hoe werk je? – Eerste 5 minuten in stilte daarna op fluistertoon overleggen.

Hulp? – 1. Lees de theorie en kijk naar de voorbeelden.

                 2. Overleg binnen je rij op fluistertoon of probeer een andere opgave.

                 3. Vraag de docent.

Klaar? – Nakijken daarna laat je werk zien.

Maken? – 3.4 opgave 21, 22, 23, 25, 26, 27

                     Oefenproefwerk P1 t/m P5