23/24 les 9 en 10 28 sep schrijfvaardigheid, grammatica en Elephantenkot

28. September
Zu tun
Feedback Ansichtkarte schreiben
Verbesserungsaufgabe + besprechen
Wiederholung Grammatik haben und sein
Wiederholung Können, dürfen, mögen wollen


1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

28. September
Zu tun
Feedback Ansichtkarte schreiben
Verbesserungsaufgabe + besprechen
Wiederholung Grammatik haben und sein
Wiederholung Können, dürfen, mögen wollen


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mooie zinnen
Schreibe bitte schnell zurück?
Was hast du gemacht?
Wie ist das Wetter bei dir?
dank für die Karte.
Heute Morgen habe ich ein Museum besucht.
Das Gebäude auf der Vorderseite ist der Leuchtturm Eierland. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbesserungen
  1. Vielen dank vor du Karte.
  2. Wir sind auf Urlaub.
  3. In de ochtend eine Museum besucht.
  4. Hast du auf Texel besucht?
  5. Hast du al Texel besucht?
  6. Wir haben ein Museum besucht das was toll.
  7. Das Gebäude auf deine Vorderseite ist der Vuurtoren Eierland.
  8. Ich bin in TExel, hast du bin da?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbesserungen Grammatik
  1. Ich gehen das besuchen.
  2. Who ist das Wetter bei du?
  3. Ich hoffe das du schnell zuruck schreibt.
  4. Heute morgen haben ich ein Museum besucht.
  5. Binst du da gewesen?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het werkwoord sein  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

(sein)du ....................
A
sein
B
bist
C
sind
D
seid

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(sein): wir ...
A
sind
B
sein
C
seid
D
ist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(sein) ihr ....................
A
bist
B
sind
C
bin
D
seid

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wir
A
seid
B
sind
C
sein
D
bist

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(sein): sie...
A
bin
B
ist
C
sind
D
seid

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van sein in:
Ich
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

sein

er ...
A
bist
B
ist
C
seid
D
sind

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Du (sein)
A
ist
B
sein
C
bin
D
bist

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
haben: 
 habe
hast
hat

haben
habt
haben
 heb
hebt
heeft

hebben
hebben
hebben

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

haben

ich habe

du hast

er/ sie/ es hat

wir haben

ihr habt

sie/ Sie haben

timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie
Sie
haben: 
 habe
hast
hat

haben
habt
haben
haben
ik heb
jij hebt
hij, zij, het heeft

wij hebben
jullie hebben
zij hebben
u heeft

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wir = haben
Ihr = ???
Sie/sie = haben
A
habst
B
habbet
C
habte
D
habt

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich ...........Glück

A
hab
B
habe
C
hast
D
hat

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wir haben vier Kinder.

Wir haben =
A
Jullie hebben
B
Wij hebben
C
Zij hebben
D
Zij heeft

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich habe/haben drei Katzen.
A
habe
B
haben

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wir (haben)
A
haben
B
sind
C
habe
D
hast

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Haben: ich
A
habe
B
hast
C
habt

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

haben: ihr
A
haben
B
habt
C
habe
D
hast

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

du .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(haben) Sie .......
A
habe
B
haben

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

haben

er _______
A
habt
B
hat
C
hast
D
habe

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Thomas ____(haben) Fieber
A
hast
B
habt
C
hat
D
habe

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen grammatica
Wat: Uitschrijven feesttenten en cheerleader werkwoorden
Hoe: tweetal of drietal. Wohnen, schwimmen
Tijd: 8 min
Eerder klaar?: werk de werkwoorden können, mögen,  wollen dürfen uit
Na 8 minuten bespreken we de opdracht

Slide 28 - Tekstslide

spielen
schwimmen
rennen
singen
wohnen
fahren
trinken

antworten
reden
wetten
chatten
finden
senden



Herhalen grammatica
Wat: Uitschrijven können, mögen, wissen, dürfen
Hoe: tweetal of drietal. 
Tijd: 8 min
Eerder klaar?: 

Na 8 minuten bespreken we de opdracht
Niet af? Is vanmiddag maken

Slide 29 - Tekstslide

spielen
schwimmen
rennen
singen
wohnen
fahren
trinken

antworten
reden
wetten
chatten
finden
senden



12. Oktober
SE: leren 
Blz. 214 --> 1.1 (haben en sein)
Blz. 215 --> 3 (feesttenten e cheerleader)
Blz. 217 --> 7.1 (können, dürfen, wissen)
Blz 218 --> 8.1 (wollen, mögen)

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Was: volg het opdrachtenformulier.
Wie: mit den Aufgaben
Zeit 20 Minuten

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies