7.3 het bestuur van Nederland

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen
Kort herhalen vorige lessen
Uitleg taken parlement
Start maken 1,2 Strijd van de arbeiders

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen hoe Nederland bestuurd wordt. 
Weten we de termen socialisme en kan je beschrijven hoe het bestaan van een arbeider was

Slide 3 - Tekstslide


Coalitie en oppositie

  • In Nederland is geen enkele partij groter dan de meerderheid van de Tweede Kamer.
  • Om die meerderheid wel te hebben, moeten partijen samenwerken.
  • Partijen die in de regering samenwerken, heten: coalitie
  • Partijen die niet in de regering zitten, maar wel in de Tweede Kamer, heten: oppositie

Slide 4 - Tekstslide

0

Slide 5 - Video

Regeerakkoord
  • Tijdens de formatie zoeken de partijen uit wie er met elkaar kunnen samenwerken. Zij vormen uiteindelijk het kabinet.
  • Partijen in het kabinet maken samen een plan over hoe ze de komende vier jaar gaan regeren. (regeerakkoord)
  • Partijen samen 76 zetels of meer zetels.
    minder kan wel, maar dan is er een minderheidskabinet  (niet heel handig ivm oppositie)

Slide 6 - Tekstslide

Het kabinet en de regering
Wie
  • ministers en staatssecretarissen
Wat:
  • Dagelijks bestuur
  • Maken van wetsvoorstellen

Koning + kabinet = regering

Slide 7 - Tekstslide


Taken van het parlement

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide


Trias politica

  • Scheiding der machten.
  1. Wetgevende macht = parlement
  2. Uitvoerende macht = regering
  3. Rechtsprekende macht = onafhankelijke rechters

Slide 17 - Tekstslide

Hoofdtaken Eerste Kamer

  • Controleren van de regering (controlerende taak)

  • bekijken van een wetsvoorstel dat al door de Tweede Kamer is goedgekeurd)

Slide 18 - Tekstslide

Hoofdtaken Tweede Kamer

  • Controleren van de regering (controlerende taak)

  • Maken van wetten (wetgevende taak)

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide


Van wetsvoorstel
tot wet

Slide 21 - Tekstslide

Wie mogen met een wetsvoorstel komen?

  • Ministers (ondersteuning vanuit een ministerie)

  • Kamerleden mogen met een voorstel voor een nieuwe wet komen (recht van initiatief) of een wijziging op een wetsvoorstel indienen (recht van amendement)

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 35 - Tekstslide

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 36 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen hoe een wet in Nederland tot stand komt. 

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Referendum
  • Een referendum is een stemming van het volk over een besluit van de overheid. 

  • Voordelen: de mening van het volk wordt zichtbaar.

  • Nadelen: politieke besluitvorming wordt vertraagd en kost veel tijd om te organiseren

Slide 39 - Tekstslide


Aan de slag

Werkboek pagina 188 tot 190
  • Opdracht 7 tot en met 10

Slide 40 - Tekstslide

Vraag 7

Slide 41 - Tekstslide

Vraag 8
  • a) Groenlinks vindt de Eerste Kamer overbodig
  • b) Stap 3 verdwijnt dan.
  • c) Overbodig want: 1. het is onoverzichtelijk & 2. het is onpraktisch.
  • d) Het voorkomt fouten.
  • e) eigen mening + argument.

Slide 42 - Tekstslide

Vraag 9
  • a) door een referendum te houden weet de politiek wat het volk vind / de mening van het volk peilen.
  • b) over of er wel of geen gokhal moest komen.
  • c) Ja, het is niet bindend. Ze vragen de mening van het volk, maar hoeven daar niets mee te doen (net school). 
  • d) eigen antwoord. Waar zou jij over mee willen beslissen?

Slide 43 - Tekstslide

Vraag 9
  • a) door een referendum te houden weet de politiek wat het volk vind / de mening van het volk peilen.
  • b) over of er wel of geen gokhal moest komen.
  • c) Ja, het is niet bindend. Ze vragen de mening van het volk, maar hoeven daar niets mee te doen (net school). 
  • d) eigen antwoord. Waar zou jij over mee willen beslissen?

Slide 44 - Tekstslide

Vraag 10
  • Nederland is een parlementaire democratie:
  • tijdens verkiezingen worden volksvertegenwoordigers
  • Zij komen in de Tweede Kamer
  • Na de formatie wordt een coalitie gevormd:
  • de partijen die samen gaan regeren. De coalitie-partijen komen dus in de regering.
  • De andere taak van het parlement is het goed- en afkeuren van wetsvoorstellen
  • Behalve door verkiezingen kunnen burgers ook invloed op de politiek hebben via een referendum.

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Link