NN 2 - Grammatica 2w - koppel- en hulpwerkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

NN 2 - Grammatica 2w - kww en hww

 Je leert wat een koppelwerkwoord is.

Je leert wat het verschil is tussen

zelfstandige, hulp- en koppelwerkwoorden.

Werkwoorden

In een zin kun je drie verschillende soorten werkwoorden hebben:

1. zelfstandig werkwoord [zww]

2. hulpwerkwoord [hww]

3. koppelwerkwoord [kww]

Herkennen van [hww] en [zww]

1. Als de zin maar één werkwoord heeft dan is dat zelfstandig:

Wij winnen de spannende wedstrijd.

2. Als de zin meerdere werkwoorden heeft dan is er maar één zelfstandig werkwoord, de rest zijn hulpwerkwoorden:
Wij hebben zaterdag de spannende wedstrijd gewonnen.

Wij willen zaterdag de spannende wedstrijd winnen.

Wat is het zelfstandig werkwoord?

Hij wil volgend jaar zijn hele huis laten schilderen.

1. schilderen
2. wil
3. laten
4. zijn

Wat zijn de hulpwerkwoorden?

Ik hoop dat we de film in de bios kunnen gaan kijken.

1. hoop + kunnen + kijken
2. hoop + kunnen + gaan
3. kunnen + gaan
4. gaan + kijken

3. Koppelwerkwoord [kww]

Een koppelwerkwoord KOPPELT het onderwerp van de zin aan het bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord. Het geeft een kenmerk of eigenschap.

Er zijn 6 koppelwerkwoorden:

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Zelfstandig werkwoord of koppelwerkwoord?

Een zelfstandig werkwoord geeft een handeling aan:

Jan loopt naar school (Jan doet een handeling) = zww

Een koppelwerkwoord geeft géén handeling aan.

Jan is heel moe (Jan doet géén handeling) = kww

Jan wordt blij van zijn hond (Jan wordt iets) = kww
Jan schijnt heel sterk te zijn. = kww

Zww, Hww of Kww?

Een zin heeft dus ALTIJD een zww of een kww!

Alle andere werkwoorden zijn dan hww. 

John woont op de hoek van de straat. = zww

John lijkt een sportieve man. = kww

John kan heel goed voetballen. = hww + zww

Door trainen is hij heel goed geworden. = hww + kww

'zijn' 

LET OP! Het werkwoord zijn kan alledrie zijn!

Ik ben op school. = zww (zich bevinden)

Ik ben gisteren naar de bios gegaan. = hww + zww

Ik ben heel sportief. = kww (eigenschap)

 'worden'

LET OP! Het werkwoord worden kan hww/kww zijn!

Ik word morgen 16. = kww (eigenschap)

Er wordt veel gepraat over corona. = hww + zww

Wat is het koppelwerkwoord?

De kinderen zijn ouder dan de kleuters die in de tuin spelen.

1. zijn
2. spelen

Wat is het koppelwerkwoord?

De nieuwe maatregelen blijken best wel streng, we mogen nog steeds niet naar school gaan.

1. mogen
2. blijken
3. gaan
4. streng

Wat is het koppelwerkwoord?

Ik ben vanmorgen ziek geworden.

1. ben
2. geworden

Samen oefenen

Opdracht 2 blz. 60
(Hoofdstuk 3 - Grammatica woordsoorten)

Huiswerk

1. Leer de theorie op bladzijde 60

2. Maak opdrachten 2, 4 (blz. 60-61)

3. Koppelwerkwoord [kww]

Een koppelwerkwoord KOPPELT het onderwerp van de zin aan het bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord. Het geeft een kenmerk of eigenschap.

Er zijn 6 koppelwerkwoorden:

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Zelfstandig werkwoord of koppelwerkwoord?

Een zelfstandig werkwoord geeft een handeling aan:

Jan loopt naar school (Jan doet een handeling) = zww

Een koppelwerkwoord geeft géén handeling aan.

Jan is heel moe (Jan doet géén handeling) = kww

Jan wordt blij van zijn hond (Jan wordt iets) = kww
Jan schijnt heel sterk te zijn. = kww

Wat zijn de 6 koppelwerkwoorden?

Wat is het KWW in deze zin?
'Een beter milieu begint bij jezelf.'

1. Beter
2. Begint
3. Er is geen KWW
4. Jezelf

Wat is het KWW in deze zin?
'Mijn oma wordt morgen honderd jaar.'

1. Wordt
2. Er is geen KWW
3. Honderd
4. Mijn oma

Opdracht 2 - blz. 60
De column in dit tijdschrift schijnt wel 8 spreekwoorden te bevatten. [zww] =

1. schijnt
2. bevatten

Opdracht 2 - blz. 60
Helaas werd de camera boven het stoplicht niet opgemerkt. [hww] =

1. werd
2. opgemerkt

Opdracht 2 - blz. 60
Tot onze verrassing bleek hij heel humoristisch te zijn. [kww] =

1. bleek
2. zijn

Opdracht 2 - blz. 60
Voor de 3e keer dit jaar zijn ze aan het staken. [zijn] =

1. hww
2. zww
3. kww

Opdracht 2 - blz. 60
Na zijn debuut bij FC Twente zou hij onverminderd fanatiek blijven. [blijven] =

1. hww
2. zww
3. kww

Opdracht 2 - blz. 60
De slechte oogst is het gevolg van langdurige droogte. [is] =

1. hww
2. zww
3. kww

Opdracht 4 blz. 61
In een zin staat altijd een [kww] of een [zww]

juist

onjuist

Opdracht 4 blz. 61
De [pv] is altijd een [hww]

juist

onjuist

Opdracht 4 blz. 61
Het [kww] staat altijd aan het einde van de zin

juist

onjuist

Opdracht 4 blz. 61
De werkwoorden 'zijn' en 'worden' zijn altijd [kww]

juist

onjuist

Welke definitie hoort bij wat?

hww

zww

kww

alle andere werkwoorden in de zin

geeft aan wat het onderwerp is/wordt

geeft aan wat het onderwerp doet

Lesdoelen

 Je weet wat een koppelwerkwoord is.

Je weet wat het verschil is tussen

zelfstandige, hulp- en koppelwerkwoorden.

Heb je nog een vraag?
Stel die dan hier.

Extra oefenen?

Kijk of je alles goed gesnapt hebt:

Maak opdracht 6 (blz. 61)

en controleer jezelf online!

-